Print this page
vrijdag, 31 juli 2009 00:00

Rumolduskapel, Weert

RUMOLDUSKAPEL (Splitsing Coenraad Abelstraat en Rumoldusstraat, Weert)
Adres: Splitsing Coenraad Abelstraat en Rumoldusstraat, nabij het kerkhof aan de Molenpoort, Weert.
 
otpbm17a otpbm17b
 
 
 
 
Gedachtenisplaat
Brons
Gesigneerd "Ch. Vos" (onder de afbeelding van de Heilige Valentinus), niet gedateerd [1947]
 
De Rumolduskapel is ter herdenking van gevallenen uit de Tweede Wereldoorlog.
Het is een driezijdig gesloten zaalkerkje uit de achttiende eeuw. In de kapel staat een beeld van Felix van Kalmthout, voorstellend een groep gevangenen die wordt gedeporteerd. In de kapel hangt tevens een bronzen gedachtenisplaat, gemaakt door Charles Vos. Dit kunstwerk hing aanvankelijk in het pensionaat St.-Louis maar werd later, toen het pensionaat werd afgebroken, door de broeders aan de Rumolduskapel geschonken.
 
Het kunstwerk van Vos herinnert aan de overval door de Sicherheitspolizei op de leiders van de provinciale onderduikorganisatie, voor vergadering bijeen in het pensionaat, op 21 juni 1944.
Bij een persoonscontrole op 16 juni 1944 op het NS-baanvak Gouda-Utrecht constateerden de Duitsers, dat op het persoonsbewijs van D.C. Jesse, geboren te Amsterdam, de kleur van de vingerafdruk niet overeen­kwam met de gebruikelijke. Bij visitatie bleek Jesse in het bezit van twee blanco persoonsbewijzen en een notitieboekje. In Utrecht werd Jesse over­gedragen aan de Sicherheitspolizei. Deze doorzocht het onderduikadres van Jesse in Utrecht en trof daar materiaal aan voor het vervalsen van persoonsbewijzen. Zo leidde een uiterst kleine afwijking op een persoons­bewijs tot de arrestatie van een ervaren illegaal werker. Jesse had hulp verleend aan joden. Hij had meegewerkt aan een illegaal, links radicaal blad. En hij had persoonsbewijzen, distributiestamkaarten en bonkaarten verstrekt o.a. aan een Zuidlimburgse verzetsgroep.
De illegale activiteiten hadden een zodanige druk op hem gelegd dat hij overspannen was geraakt. Zijn geestelijke en lichamelijke gezondheidstoestand was slecht, ook al door problemen in de privésfeer. In die labiele toestand viel hij in handen van Kriminal-Oberassistent SS-Hauptscharführer Ernst Wehner van de Sicherheitspolizei. Diens aan­dacht werd vooral getrokken door een aantekening in Jesse's notitie­boekje: "Vergadering Limburg, Theo Roermond". Jesse wilde er aanvan­kelijk niets over loslaten. Wehner dreigde toen bij twee joodse kleuters in het bijzijn van de moeder de armpjes en beentjes te breken en maakte daar zelfs aanstalten toe. Dat brak het verzet van Jesse. Hij kon toen niet langer zwijgen en werd een speelbal van de Sicherheitspolizei. Onder dwang van Wehner belde hij de man, die in zijn notitieboekje voorkwam: Theo (Th.C. van Helvoort in Roermond). "Of, hij (Jesse) nog eens met de gewestelijke L.O. (Onderduikorganisatie) zou kunnen vergaderen". De nietsvermoedende Theo van Helvoort had kort tevoren vernomen, dat de gewestelijke L.O. de volgende dag, 21 juni 1944,  in Weert bijeen zou ko­men. Beiden kwamen overeen, dat Jesse naar Weert zou reizen en dat Van Helvoort hem om half twee van de trein zou komen halen.
De Sicherheitspolizei kwam onmiddellijk in actie. Een telefoontje naar Maastricht deed Richard Nitsch besluiten de volgende dag met tien Sipo's in een wagen van de Marechaussee naar Weert te rijden. Zelf schoot Nitsch over zijn uniform een blauwe overall aan. Wehner vertrok met vier assistenten naar Weert. Daar was de gewestelijke L.O. al vanaf de morgenuren in vergadering in pensionaat St. Louis. Van Helvoort haalde Jesse op het afgesproken tijdstip van de trein en beiden wandelden door de stad naar het op een kwartier afstand gelegen St. Louis. Nitsch volgde onopvallend op honderd meter. Uit niets bleek, zo werd later dui­delijk, dat Jesse op dat moment een verradersrol vervulde. De vergade­ring luisterde aandachtig naar Jesse's uitleg, hoe door manipulatie met verhuizingen een tweede distributiestamkaart kon worden verkregen.
Intussen haalde Nitsch uit de bioscoop tegenover het kloosterpensionaat een aantal Duitse militairen en droeg ze op het klooster te om­singelen. Een kloosterportier doorzag de bedoelingen van de Duitsers en stormde naar de vergaderruimte. Maar eigenlijk was het al te laat. Er werd op de deuren gebonsd en er klonken geweerschoten. De vergaderaars stoven alle kanten uit. Van Helvoort kroop in een leslokaal achter verduisteringsschermen en werd niet gevonden, twee anderen verscholen zich op zolder onder stoffige schilderijen. Driemaal speurden de Duitsers de zolder af, maar vonden niemand. Sef Mulders, de Maastrichtse verte­genwoordiger in de duikorganisatie zag kans zijn papieren te vernietigen, maar werd ontdekt op een toilet, geschopt en geslagen en vervolgens naar de binnenplaats van het klooster gebracht. Daar zag hij zijn mede­vergaderaars kapelaan Jacques Naus en Jan Hendrikx uit Venlo, kapelaan Giel Berix uit Heerlen, Guus Hermans uit Weert, Wim Jansen uit Vierlingsbeek en Jacques Knops uit Gulpen tegen een muur staan. De districtsleider uit Venray, (Joe) Russel, die een tenger postuur had, kon in een lessenaar kruipen en werd niet ontdekt.
Nitsch was erin geslaagd zeven kopstukken van de onderduikers­organisatie in een klap in te rekenen. Ook de kloosteroverste broeder Valentinus (A.H.J. Merx) werd gearresteerd. De verhoren vergden twee maanden. Nitsch mis­handelde vooral de kapelaans Naus en Berix en ook Jacques Knops. De Weerter groep kwam in Duitse kampen terecht. Alleen Sef Mulders uit Maastricht kwam daar levend van terug. Nog tijdens de oorlog kwam het verzet erachter wie de verrader was. Tweemaal mislukten pogingen hem te liquideren. Na de oorlog verklaarde Jesse onder zware Duitse druk bezweken te zijn. Op 11 maart 1946 werd Jesse van rechtsvervolging ontslagen. Beroep tegen zijn vrijspraak werd door de Raad van Cassatie verworpen. Jesse was bij het nemen van zijn besluiten zodanig beïnvloed dat zijn strafbaarheid daardoor werd opgeheven, zo oordeelde men. In november 1946 werd de zaak Jesse overgedragen aan de procureurfiscaal in Amsterdam. De procureur-generaal bij het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam liet weten dat het op dat moment niet meer gewenst was tot een tweede vervolging van Jesse over te gaan.
 
In het monumentenjaar 1975 kocht de gemeente de in verval geraakte kapel aan. Na een grondige reparatie kreeg de kapel de bestemming van gedachteniskapel voor de Weertse oorlogsslachtoffers. In jaren 90 van de vorige eeuw is de kapel verfraaid met marmeren tableaus, waarop de namen van Weerter gevallenen staan vermeld. [1] 

De bronzen plaquette van Charles Vos is gemaakt ter herinnering aan de overste-directeur van het pensionaat in Weert, broeder Valentinus (Merkx), die met de verzetsgroep overigens niet te maken. Hij werd toch gearresteerd bij bovenbeschreven inval en stierf in 1943 in het concentratiekamp Bergen-Belsen.

Boven aan de plaquette staat de tekst:
DEN VADERLAND GETROUWE
Daaronder aan de linkerzijde een afbeelding van de heilige Valentinus, als bisschop met mijter en staf uitgebeeld. Daarnaast een portretkop van broeder Valentinus Merkx, in zijn broederskledij, met zijn blik enigszins naar links gericht, het linkeroog gesloten.
Onder beide afbeeldingen de tekst:
TER DANKBARE HERINNERING
AAN ONZEN OVERSTE-DIRECTEUR
VAN HET PENSIONAAT ST. LOUIS
BR. VALENTINUS MERKX
HIJ STIERF                                       VOOR
WAARHEID-------VRIJHEID-------RECHT
IN HET CONCENTRATIEKAMP BELSEN
MEDIO-MAART-1945
3210d 
 
 
3210e 3210f 3210g
 
 

De plaquette werd op 21 juni 1947 onthuld. Onderstaand een verslag van deze gebeurtenis.

Op Sint Aloysiusdag [3] 1947, juist drie na de overval, had op St. Louis een herinneringsplechtigheid plaats. Door de milde bijdragen van de Ouders der pensionaires was men in staat gesteld, een blijvende en tastbare herinnering te scheppen aan Br. Valentinus z.g. Een plaquette in brons, uitgevoerd door den kunstenaar Charles Vos. Ze was juist op tijd klaar gekomen en zou nu onthuld worden. Om uur werd er een plechtige Hoogmis opgedragen door den Hoogeerw. Deken Souren met assistentie van de Eerw. Pater Crispinus O.F.M. en Pater van Kempen C.S.Sp.
Om half elf trokken Broeders en genodigden naar de gymnastiekzaal, waar de jongens reeds hadden plaatsgenomen. Op een feestelijk met vlaggen en groen versierd podium stond de plaquette opgesteld, nog omhuld met een oranje doek. Op het voetstuk prijkte door Br. Bonfilius in forse lijnen geschilderd het wapen van de Congregatie. Zes vaandrigs met vlaggen stonden, als een erewacht, op de trappen van het podium opgesteld.
Daarna besteeg Br. Overste Ernest het spreekgestoelte om de aanwezigen hartelijk welkom te heten. Allereerst richtte hij zich tot de familie van Br. Valentinus z.g. "Deze samenkomst zal zeker oude wonden openhalen en droevige herinneringen opwekken, maar het moet voor een grote troost en vreugde zijn, te zien, dat de dierbare overledene niet vergeten is. Dit moet voor zijn gloriedag zijn.
”De Zeereerw. Algem. Overste [sprak] zijn grote herdenkingsrede uit, die door de gehele zaal met spanning beluisterd werd. Een krachtig applaus van de gehele zaal bewees, hoezeer de spreker zijn toehoorders getroffen had. [4]
Thans werd overgegaan tot onthulling van de plaquette door Broeder Overste en Br. Acacius. Er ging een diepe ontroering door de zaal. Vooral de familie was onder de indruk, nu de herinnering aan de dierbare overledene, in brons gegoten, voor hen stond. Al zou men misschien wensen, dat de gelijkenis sprekender was, onder een bepaalde hoek gezien, vertoont de plaquette ontwijfelbaar de karakteristieke houding, de wezentrekken van Br. Valentinus. Het werk toont eens te meer, dat het voor den kunstenaar zeer moeilijk is, alleen met behulp van een foto een goed gelijkend portret te boetseren. Boven het hoofd de palm der overwinning, wat geïnspireerd wordt door ’n versregel uit het Wilhelmus: „Den vaderlant ghetrouwe”, die op den bovenrand is aangebracht. Onder de buste leest men: Ter dankbare herinnering aan onzen Overste-Directeur van het Pensionaat St. Louis, Br. Valentinus-Merckx. Hij stierf voor waarheid vrijheid recht, in het concentratiekamp Belsen medio Maart 1945. De linkerhelft wordt ingenomen door de zwierige uitgebeelde figuur van Sint Valentinus, bisschop van Tongeren, patroonheilige van den overledene. Onderaan prijkt het wapen van de Congregatie." [5] 
 
3210H.jpg
foto: Uit Eigen Kring
 
Kruisbeeld
Vooraan, tegen de rechter zijmuur, hangt nog een kruis. Het is ook afkomstig van het pensionaat St. Louis. Toen dit werd afgebroken werd het kruis aan de St. Rumolduskapel geschonken. Het corpus zou een ontwerp zijn van Charles Vos (1888-1954) uit Maastricht. [2] 
Op het houten kruis hangt het uitgemergelde lichaam van Jezus. Hij draagt slechts een lendedoek. Zijn hoofd hangt naar rechts beneden. De voeten zijn naast elkaar op het kruis vastgenageld.

 

3210cc 3210c

 

 

 


[1] Mans en Cammaert, Limburgse monumenten vertellen 1940-1945, Stg Historische Reeks Maastricht, Maastricht 1994.
[2] Egelie, De kruizen van de St. Rumolduskapel
[3] 21 juni
[4] De rede is niet opgenomen. Deze handelt over het verzet en het verraad. Dit verhaal is al uitgebreid in de tekst vermeld.
[5] Br. Vigilius, Bij een herdenking, Uit eigen kring,  tijdschrift voor onze broeders in missie en vaderland, jrg. 14, 1947, blz. 63-75
 
Read 3875 times Last modified on dinsdag, 17 januari 2023 15:47

Latest from Johan Piets