www.charlesvos.nl

donderdag, 28 december 2023 09:14

Zijn leven deel 1

1.1. Charles Vos: zijn leven

  1101 ch02_foto_Vos_-_Frans_Lahaye.jpg

afbeelding: Charles Vos                                                                         afbeelding: Charles Vos (foto Frans Lahaye)

1.1.1 Inleiding 

In de tweede helft van de negentiende en vroege twintigste eeuw voltrekt zich in de Nederlandse beeldhouwkunst een geleidelijke overgang van de in de ateliers sterk ambachtelijk beoefende kunst naar de meer vrije expressie van de individuele kunstenaar, daartoe in staat gesteld door nieuwe en betere opleidingsinstituten. Van beide richtingen maakte de Maastrichtse beeldhouwer Charles Vos (afb.1101) deel uit, daar hij zich kon ontwikkelen overeenkomstig zijn artistieke talenten, nadat hij reeds ambachtelijk was geschoold.Wij mogen dan ook stellen, dat Charles Vos onder een gelukkig gesternte werd geboren, temeer daar hij stamde uit een artistiek veelzijdig geslacht.[1]

Zijn twee ooms Frans (1 november 1846 - 16 juni 1926) en Hubert (Maastricht 15 februari 1855 - Newport/U.S.A. 8 januari 1935) waren knappe schilders. Hubert Vos  verwierf wereldvermaardheid als portretschilder. Van tal van grootheden (sultans en Oosterse prinsen) maakte hij portretten. Als eerste man kwam hij in het paleis van de tweeënzeventig jarige keizerin van China om haar portret op veertigjarige leeftijd te schilderen. Een zoon van oom Hubert, Marius Vos  ((Brussel 19 september 1883 - mei 1974), was een bekende beeldhouwer die naar Parijs trok. Een jongere neef van hem, Frans Vos  (Den Haag 19 mei 1924 - Maastricht 3 juli 1964)(werkte bij Allard in Maastricht), was kunstschilder in Maastricht. Zijn nicht Jacqueline Dassen (Maastricht 22 juli 1919 – Vught 1 december 1955) huwde de Maastrichtse dirigent Hein Jordans.[2]  Een andere neef, Henri Vos (1883-1959), was tekenleraar aan de Academie in Den Haag. Neef Vanni Vos (Groningen 1 april 1940) is werkzaam als beeldhouwer en woont nu in Monnickendam. 
De vader van Charles was goed in kalligraferen. Zijn peetoom Charles Stille kon verdienstelijk schilderen.

[1] Paulussen  Charles Vos 1888-1954, tentoonstelling 13-11-1994 tot en met 29-01-1995, Gemeentemuseum voor Religieuze Kunst Jacob van Horne, Weert 1994
[2] Familie van kunstenaars, Charles Vos schiep prachtige beelden, in Limburgs Dagblad 20 februari 1954

1.1.2 De beginjaren

Joannes Joseph Hubert [1] (15 december 1818 - 13 augustus 1860) huwde op 29 mei 1844 met Anna Josephina van Beneden. Zij kregen een vijftal kinderen waarvan de derde de hierboven genoemde schilder Hubert Vos was. De oudste zoon was Jacques Joseph Hubertus, geboren  op 27 februari 1851.[2] Hij trouwde op 15 mei 1877 met Marie Virginie Stille (14 maart 1849 - 8 april 1899). Uit dit huwelijk zouden een negental kinderen geboren worden. Drie kinderen stierven binnen een jaar na de geboorte. De vierde zoon Johannes Ignatius stierf op 17-jarige leeftijd en is bijgezet in het graf van zijn ouders.

Op 8 september 1888 werd Charles Hubert Marie Vos te Maastricht geboren als jongste kind van Marie Virginie Stille en Jacques (JJH) Vos, boekhandelaar en subagent van De Nederlandse Bank. De boekhandel en uitgeverij Vos werd opgericht in 1875 door de broers Jacques en Joseph Hubertus (1855 - 1935) en gevestigd in de Grote Staat, toenmaals nr. 51, in Maastricht. Het bedrijf gaf ook boeken uit. Joseph Hubertus verliet al snel het bedrijf. Jacques' zoon Frans (1879 - 1964) zou ook werkzaam zijn in het bedrijf. Na het overlijden van vader Jacques werd het bedrijf inclusief de naam overgenomen door Jan Teulings. Het bedrijf, met een bescheiden omvang, bestond voort tot in 1948. In dat jaar verscheen van Br. Borremeus de uitgave Maastricht in de Tachtigjarige Oorlog[3] (afb. 1103 0) 
Zoon Hubert (1885 - 1957) werd bankdirecteur, zoon Joseph ((1887 - 1961) volgende een medische opleiding aan de universiteit te Utrecht. Dochter Jeanne Vos (1884 – 1960) trouwde met Hubert Dassen.
Op de zesde klas na, doorliep Charles de lagere school bij de Broeders van de Beyart aan de Brusselsestraat in Maastricht. Zijn moeder [4] verleed een week na de dood van haar 17-jarige zoon Johan (Johannes Ignatius 11 juni 1881 – 1 april 1889). De elfjarige Charles maakte het laatste jaar van de basisschool af op het St. Aloysius-internaat van de Paters Jezuïeten te Sittard.
Op 21 juni 1900 deed hij daar zijn Eerste Communie. Zeer heeft hij het huiselijke feest, dat bij een dergelijke gelegenheid toen nog groots gevierd werd gemist, zoals in een piëteitvol bewaard briefje van hem te lezen staat. [5] 
Daar ging hij in 1900 ook naar het gymnasium, maar in datzelfde jaar nog werden de paters overgeplaatst naar het St. Canisiuscollege te Nijmegen en Charles verhuisde met hen mee. Dit verblijf was eveneens van korte duur, want in 1901 ging hij voor het vervolg van zijn gymnasiumopleiding naar Rolduc. Maar ook hier kwam er van zijn studie weinig terecht: zozeer zat namelijk de kunstenaar in hem, dat Charles liever tekende dan huiswerk maakte en zelfs de broodjes uit zijn mond spaarde omdaarmee poppetjes te kunnen kneden; dit tot grote hilariteit van zijn makkers! [6]
Zijn vader hoopte dat Charles priester zou worden maar zijn zoon had andere aspiraties. Om zijn vader een plezier te doen heeft hij het vijf jaar volgehouden op Rolduc. Toch was het geen verloren tijd.
Op 22 april schreef hij een brief aan zijn ouders
“Lieve ouders
Ik heb uwe lessen bij mij diep ingegriefd….Deze laatste studiën wil en zal ik nog goed gebruiken, opdat ik tenminste zeggen kan: ik heb mijn best gedaan…. Met onuitsprekelijk verlangen naar het ouderlijke huis, verblijf ik uw liefhebbende zoon Charles.”[7]
 
[1] In de bijlage is een gedeeltelijke stamboom van de familie Vos opgenomen. De gegevens zijn afkomstig uit het digitale register van RHCL en www.graftombe.nl. De gegevens van na 1950 zijn veelal digitaal nog niet te raadplegen.
[2] Overleden op 28 april 1933
[4] De vader van Charles Vos trouwde na de dood van zijn vrouw Marie Virginie op 7 januari 1901 met Maria Josephina Jacoba Renkin (17 december 1845 – 18 maart 1931). Zij is ook bijgezet in het graf van Jacques, Marie Virginie en hun zoon Johannes Ignatius.
[5] Boogard, Jac van den (redactie) ; Charles Vos beeldhouwer 1888-1954; Maastricht 2023
Biografie door een anonieme tijdgenoot: Vos voor vrienden, vreemden en verwanten blz. 59-71
Blz. 8 van de biografie
[6] Welters, Limburgsche portretten, Charles Vos, in Nedermaas september 1933, blz. 22-23
[7] Boogard, Jac van den (redactie) ; Charles Vos beeldhouwer 1888-1954; Maastricht 2023
Biografie door een anonieme tijdgenoot: Vos voor vrienden, vreemden en verwanten blz. 59-71 Blz. 9 van de biografie
 
1102.jpg 1103
                              afbeelding Grote Staat 51 (boekhhandel Vos)                                                                               afbeelding: Grote Staat 51 anno 2012              
RHCL  fotocollectie GAM nr. 21522                                                                                                                                   

1103 0

Uitgave van boekhandel Vos (foto Marktplaats)

 

1.1.3    Zijn opleiding 

Na vijf jaar werd uiteindelijk besloten, dat Charles - om beter op zijn plaats te zijn - zou vertrekken naar Roermond om als volontair werkzaam te zijn in de ateliers van Pierre en Joseph Cuypers, destijds een belangrijk centrum van kunstbeoefening in Limburg. In 1852 begonnen als “atelier voor gewijde beeldhouwkunde”, groeide deze werkplaats voor kerkelijke kunst - opgericht door stadsarchitect Pierre Cuypers (Roermond 1827-1921) en onder andere François Stoltzenberg, textielfabrikant en handelaar in kerkbenodigdheden - in korte tijd omvangrijk uit. Behalve voor de veelal neogotische, katholieke kerkgebouwen werd er later ook beeldhouwwerk en houtsnijwerk geleverd ter decoratie van profane gebouwen, zoals voor het door Cuypers ontworpen, monumentale Centraal Station en Rijksmuseum, beiden te Amsterdam, en Kasteel “De Haar” te Haarzuilens. Tijdens de bouw hiervan, trad Frans Stoltzenberg jr. (Roermond 1838 - New York 1909), die zijn vader was opgevolgd in 1875, in 1893 terug en werd de werkplaats voortgezet onder de naam “Cuypers en Co.”. Aldus ging de jonge Vos in 1906 in de leer zowel bij de nestor Pierre Cuypers als diens zoon Joseph en onder hun begeleiding wist Vos zich snel de ambachtelijke vaardigheden van het vak eigen te maken. In 1909 spoorde Cuypers hem aan de kunstopleiding in Antwerpen te gaan volgen, welk advies werd opgevolgd.[1] 

 1103a.jpg

atelier Cuypers (uit boek onder voetnoot 1)

Van 1909 tot 1914 studeerde Charles Vos dan ook aan de Koninklijke Academie van Schone Kunsten . Eduard Deckers en de professoren Dupont en Baron Opsomer waren zijn leraren. Ook hier bleek hij een zeer goede leerling te zijn. Al in het schooljaar 1911-1912 behaalde Charles, die te Antwerpen “Meester Vos, Karel van Maastricht” werd genoemd, de eerste prijs in de prijskamp “Ontleedkunde”:”Spieren en Geraamte”. Het daaropvolgende jaar behaalde hij nogmaals de eerste prijs en ook aan het einde van het schooljaar 1913-1914 verwierf Vos “Den eersten prijs voor het boetseren der figuren naar het leven”.Ter afsluiting van deze studietijd ontving Charles Vos op 1 december 1914 uit handen van de beheerder, de heer Fernand Bonnet, het getuigschrift van de Academie en bovendien de verguld zilveren “Staatsmedalie”.

De tekst luidde:
(op briefpapier van de Koninklijke academie der SCHOONE KUNSTEN van ANTWERPEN)
Ondergetekeekende Beheerder der Konink-
lijke Academie van Schoone Kunsten van
Antwerpen, verklaart bij deze dat de heer
Karel Vos, van Maastricht, gedurende
vijf jaar, met veel iever en vrucht, de
lessen gevolgd heeft bij vermelde gesticht,
(afdeling boetseerkunst) en dat hij er
op het einde van het studiejaar 1913-1914
den eersten prijs behaald heeft voor het
boetseren der figuur naar het leven
(verguld zilveren Staatsmedalie)
Een bewijzen waarvan hem huidig
getuigschrift afgeleverd geworden.
Antwerpen den 12 december 1914
De Beheerder,
(handtekening Fernand Bonnet en stempel van de academie)
1104.jpg 1105.jpg

             prentbriefkaart aan vader, verzonden vanuit Antwerpen 1913                          atelier Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen 1909-1914;  Charles Vos tweede van rechts

 
Tijdens zijn studie in Antwerpen onderhield Vos middels brieven en ansichtkaarten contact met thuisfront. In het hoofdstuk werken bij particulieren, onderdeel tekeningen zijn een aantal kaarten afgebeeld en voorzien van toelichting.
Onderstaand een selectie uit de correspondentie.
 
Zijn vader, die eerst twijfelde of zijn zoon een artistieke opleiding moet gaan volgen, stond nu achter Charles keuze om aan in Antwerpse Academie te gaan studeren.
Uit de correspondentie met vader blijkt dat deze hem aanmoedigt. Hij toont inzicht en waardering, leeft met hem mee, maar schroomt niet hem op zijn tekorten te wijzen.
In de brief van 29 maart 1911 adviseert hij hem “liever niet bij de amateurs te rade te gaan, maar bij zijn professoren. Van deze laatsten moet je het technische van de kunst in de grond leren. De anatomie bijv. moet je vooral goed bestuderen, ’t menselijk lichaam in al zijn onderdelen en hun samenhang als één geheel. Ziedaar wat in je tekeningen ontbreekt. Teken eens een plaat met handen in verschillende posities, doe hetzelfde met armen en benen en oefen je daarin, dat zal ten goede komen aan je compositie. Na een jaar zult ge zeggen: wat was ik toen nog onbeholpen.”[2]
Vader had al eerder het talent van zijn zoon onderkend, maar was voorzichtig met complimenten. “Toen je als kind uit liefhebberij tekende, wees ik je er reeds op toch vooral niet na te tekenen wat slechts middelmatig of slecht was.” Hij had ook nog advies voor hem: “Toon niet te gauw wat aan het publiek: La critique est aiseé, mais l’art difficile. Hecht aan het oordeel van ervaren vaklui. Vele artiesten blijven middelmatig omdat ze zichzelf overschatten.”[3]
Naast de aandacht voor de artistieke gaven van zijn zoon had zijn vader ook aandacht voor de zakelijk kant; als kunstenaar moest je ook inkomen genereren. Hij informeert ook bij de professoren naar de vorderingen van zijn zoon, en kan deze in een brief van 30 november 1911 tot zijn vreugde hun gunstig oordeel berichten. Verder zinspeelt hij erop wat eventueel vereist wordt om de “Prix de Rome” te behalen.[4]
Ook zijn godsdienstig leven gaat hem ter harte. In de reeds geciteerde brief van 29 maart houdt hij hem met het oog op de aanbrekende veertigdaagse boetetijd voor, dat de versterving de beste leermeesteres is om onze driften te beteugelen. In een andere brief, gedateerd 30 november 1911, bezweert hij zijn zoon in de Comedie geen stukken te gaan zien, waarin met de bedienaren van de Kerk de spot wordt gedreven en noch kunst noch moraal te vinden zijn. “Waak tegen de verleiding en bid”, besluit hij, onder dank voor een hem toegezonden ets.[5]
Op 10 april 1911 schrijft Charles aan zijn ouders “Met ongeduld verlang ik (er)naar u weer te zien. Donderdag zal ik hier mijn Pasen houden. Gisteren is de concours begonnen in de Boetseerklas. Ik doe natuurlijk wat ik kan om den eersten prijs te halen. De volgende week Vrijdag begint ze in de Tekenklas. Zoals 't vorig jaar begint de Academie 's morgens om 8 uur. Zodoende sta ik om 6 1/2 uur op”...[6]
Op een kaart aan zijn ouders is te lezen “Hartelijk dank ook voor de gelegenheid die U mij geeft hier (d.i. op de Academie in Antwerpen) te mogen werken. Hierbij iet of wat een idee van mijn model[7], 't Gaat me nogal tot nu toe voorspoedig. Dupon en Daems vonden de pose die ik gaf goed. Dupon stond verstomd over mijn vooruitgang: als ik 't nu maar kan doorvoeren zal ik spoedig een fatsoenlijk stuk hebben dat ik durf laten zien”.[8]
Ook aan broers (Frans en Joseph) en zus (Jeanne) schreef hij in zijn Antwerpse tijd ansichtkaarten. Zijn broer Joseph studeerde medicijnen in Utrecht, Frans werkte in de boekhandel en zijn zus Jeanne woonde in Maastricht.
De kaarten aan vader, Frans en Jeanne zijn alle verzonden naar de Groote Staat 51 te Maastricht (het adres van de boekhandel). De kaarten naar Joseph zijn naar verschillende adressen in Utrecht verzonden (Voorstraat 28, Nieuwe Gracht 26).
Op de voorkant van elke kaart maakte hij een tekening.
Nog enige citaten uit kaarten die in hoofdstuk particulieren, onderdeel tekeningen niet aan de orde komen.
Jeanne, 2 november1911: “Let niet te veel op de handen maar op het geheel, want ze (de handen) zijn niet best gelukt.[9]
Jeanne,1913, waarin hij vraagt: “Zou je me niet een paar boorden, een mooi hemd en cravate kunnen sturen; een nieuw costuum zou ik ook nodig hebben want die broek is slecht.[10]
Citaten uit kaarten aan zijn broer Joseph:
“Bestudeer deze koppen goed”, “wat een rijkdom van vorm, wat een groots aspect!”
“Dupon was zeer tevreden over mij, maar de vormen moesten meer vloeien. Daarom ging hij met zijn poten alle vormen en glans die ik consciëntieus had aangebracht door elkaar wrijven, zodat het wel aardig werd, doch in het geheel niet naar mijn zin. Ik heb dan ook mijn studiekop, waaraan ik zo hard gewerkt had, in vijf minuten afgebroken. Ik heb er werkelijk om gehuild.”[11]
 
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914, keerde Vos terug naar Maastricht. Hij verkocht kranten en werkte hier en daar; onder andere was hij mede werkzaam bij de uitvoering van de leeuwen - aangebracht aan de voorgevel van het station te Maastricht - die naar ontwerp van Willem Brouwer uit Leiden werden gekapt door Tempelman.
Vos speelde in Antwerpen al met de gedachte zijn studie te vervolgen in Amsterdam, zoals blijkt uit een weddenschap die een medestudent in Antwerpen met hem aanging “dat hij naar Amsterdam zou gaan en binnen twee jaar daar de “Prix de Rome” zou halen”. De inzet van deze weddenschap was de studentikoze som van 20 francs.[12]
Vervolgens begon op 1 oktober 1915 zijn studie aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam, waar Prof.Dr. H.J. Derkinderen directeur was en Prof. J. Bronner Vos' leermeester.
 
1123d.jpg
 
Anatomie les op de Rijksacademie in Amsterdam (ca. 1915) Charles Vos op de voorste rij, derde van rechts. bron: data.collectienederland.nl
1105.jpg
atelier Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen 1909-1914,  Charles Vos tweede van rechts
 
 
Hij kwam terecht in de beeldhouwklas met o.a. Albert Termote, Anton Maas, Jaap Kaas en H.C. Bastert.
Zij behoorden tot de eerste leerlingen van Jan Bronner (1881 - 1972), die als opvolger van Bart van Hove was benoemd tot hoogleraar in de beeldhouwkunst. De opleiding tot beeldhouwer duurde vier tot zes jaar en was zeer intensief. Men werkte van 9.00 tot 12.00 uur, van 13.00 tot 16.00 uur en van 19.00 tot 21.00 uur, vijf dagen per week. Het lesprogramma van de eerste klas bestond uit: het boetseren van koppen en rompen naar de antieken en het leven, gipsgieten, houtsnijden, vrije en versierde compositie, uit het hoofd werken en tenslotte anatomie. Gedurende de volgende jaren bleef het programma gehandhaafd, met uitzondering van het eerste onderdeel waarin koppen en rompen werden vervangen door de figuur. In de derde en vierde klas werd het rooster uitgebreid met het vak steenbewerking. Hierin stond centraal het houwen van beelden in steen direct naar het leven teneinde het observatievermogen te scherpen, de beeldende kracht te sterken.
Omdat de beeldhouwafdeling zo klein was, werkten de leerlingen uit verschillende klassen bijeen in hetzelfde lokaal. Bronner vond het belangrijk dat de jongeren leerden van de ouderen. Bronner eiste discipline van zijn leerlingen, maar de sfeer in de klas was goed. Er werd vriendelijk en driftig gediscussieerd over politiek, literatuur en beeldende kunst.
Termote en Vos werkten tijdens hun loge-jaren in het houten atelier in de academietuin. Hier troffen de Belgische, Brabantse en Limburgse leerlingen, die door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog gedwongen waren hun studie in het noorden voort te zetten, elkaar. De goede sfeer trok ook anderen aan zoals conciërge Heeren, het model Jetje (de toekomstige echtgenoot van Vos) en de beroepsmodellen Alfred van Dijk en Fabritius.[13]
Van zijn klasgenoten Termote en Kaas maakte Charles rond 1916 een portretwerk..
 
 1105h.jpg
 
Jaap Kaas (Museum Beelden aan Zee)
 
 
Rond 1916 bleek Vos wederom een uitstekende leerling te zijn.
Jaarlijks schreef de Rijksacademie een wedstrijd uit voor de Prix de Rome. In 1917 werd de wedstrijd uitgeschreven voor beeldhouwen. Degenen die mee wilden doen, moesten eerst een toelatingsexamen doen. De geslaagden van dit examen werden toegelaten tot een proefkamp. De vier hoogst scorende kandidaten van deze proefkamp werden toegelaten tot de eigenlijke wedstrijd (de eindkamp).[14]
Door de Commissie werd een jury benoemd. De jury bepaalde de onderwerpen, beoordeelde de resultaten en stelde uiteindelijk de winnaar van de Prix de Rome vast.
In 1917 vond het toelatingsexamen plaats van 13 tot en met 15 juni. De toets omvatte een drietal vakken: Esthetica, Doorzicht- en ontleedkunde en Kunstgeschiedenis. Voor het vak Doorzicht- en Ontleedkunde bestond de opdracht uit het maken van:
Een “proportiebeeld met geraamte”;
Een “spierteekening van een onderdeel van het menschelijke lichaam”;
Een “teekening van een stand naar het naaktmodel ter hoogte van 50 c.m.”;
“Het maken van een perpectievische  teekening”.[15]
In het archief van de Rijksacademie bevinden zich aantal werken van Charles Vos die hoogstwaarschijnlijk onderdeel waren van het toelatingsexamen:
  • Een skeletstudie met potlood, van achteren, in een schema voor de proporties, met aantekeningen; (een skeletstudie, van achteren, in een schema voor de proporties, met aantekeningen; bron: data.collectienederland.nl/Rijksacademie)  
  • Man met stok (rechtsboven gesigneerd). Krijt op papier. Een mannelijk model, een lendedoek dragend, staat met een stok in de linkerhand, iets naar rechts; (man met stok (rechtsboven gesigneerd). Een mannelijk model, een lendedoek dragend, staat met een stok in de linkerhand, iets naar rechts; bron: data.collectienederland.nl/ Rijksacademie)
  • Perspectiefstudie van een obelisk met potlood. (perspectiefstudie van een obelisk; bron: data.collectienederland.nl/ Rijksacademie)[16]
 1105a.jpg 1105b.jpg 1105c.jpg
Charles Vos haalde voor alle onderdelen een voldoende.
Samen met Ernst Baay nam hij deel aan de proefkamp.
De jury stelde de volgende onderwerpen vast:
“Het boetseren op de halve ware grootte van een naaktstand in hoogreliëf in klei van een groepje ter hoogte van 25 c.m. voorstellende Nenomé [moet zijn Naomi] en Ruth”
In het archief van de Rijksacademie bevindt zich een beeld van Charles Vos van twee vrouwen die elkaar omarmen.[17] Waarschijnlijk is dit het beeld van Naomi en Ruth.
Beide kandidaten slaagden voor de proefkamp en werden toegelaten tot de eindkamp.
Het onderwerp van de eindkamp was het maken van een beeld van Kaïns vlucht naar de dichtregel uit Genesis 4, verse 9-16 “En Kaïn ging uit voor het aangezicht des Heeren”.
1109a.jpg 1108a.jpg
links: figuurstudie: twee vrouwen omarmen elkaar
bron: data.collectienederland.nl/ Rijksacademie)
rechts:  uit een oude (onbekende) krant [18]
Op 8 oktober 1917 verscheen het verslag van de jury.
Over het beeld van Vos[19] schreef de jury: “Zij treft door een klaare en sterke vitaliteit … zoowel in de groote beweging als in het mouvement van de verschillende onderdeelen. Van alle kanten gezien geeft het beeld een ryken evenwichtigen en zeer extressieven indruk. Het modelé is vol en getuigt van een zuiver anatomisch gevoel. Enkele details kunnen in het byzonder worden geprezen bijv. de afwerende hand, de afhangende arm, en de kop waarin een treffend karakter niet te miskennen zijn.”[20]
De Prix de Rome 1917 werd door de jury toegekend aan Charles Vos.
 
Ondertussen had Charles Vos zijn toekomstige vrouw leren kennen.
Aan de Academie waren meerdere modellen werkzaam. Een van hen was Cornelia den Breejen die gehuwd was met Simon Willem Maris (1873- 1935), een kunstschilder en model aan de Academie. Het echtpaar had veel relaties in de kunstenaarswereld. Haar zus was Henriëtte (Jetje) en ook model aan de Academie. Als modellen kenden zij meerdere professoren en uiteraard ook studenten. Hun voorkeur ging uit naar de arme student, van de “corpsballen” moesten zij niets hebben. Charles ontmoette Henriëtte bij de volksconcerten.
Vader Vos, die zijn zoon nog altijd kort hield, zag dat het echte liefde was en dat Henriëtte inspirerend werkte op zijn zoon. In 1917 zorgde hij dat het koppel de beschikking kreeg over een eigen woonruimte. Zij trouwden op 15 mei 1918.[21]
 1107d1.jpg  1107b1.jpg1107
Kain: tekening (hoogte 34,5cm) en daarna in gips (120,5cm)  tenslotte het definitieve beeld (hoogte 120,5cm). Collectie: Rijksacademie
 
De Prix de Rome bestond uit een gouden medaille  en een jaargeld van fl. 1.200 ( ongeveer € 550) gedurende vier achtereenvolgende jaren, onder voorwaarde dat ieder jaar bepaalde studieopdrachten zouden worden uitgevoerd. De studieopdrachten moesten, volgens een Instructie opgesteld door de Commissie van Toezicht van de Rijksacademie, worden uitgevoerd. Daarnaast moesten buitenlandse studiereizen worden gemaakt. Van de voortgang van de studieopdrachten moest tweemaandelijks verslag gedaan worden aan de Commissie. Aan het einde van elk jaar moesten de werkstukken en studies in het bezit zijn van de directeur. Vos koos in overleg met de Academie voor een reis naar Italië en Frankrijk.
1106
voor- en achterzijde van de vergulde penning, diameter 5cm 
In zijn geboortestad ontving hij van het Gemeentebestuur een oorkonde  voor het behalen van de “Prix de Rome”. De tekst luidde:
“Hulde van het Gemeentebestuur aan den heer Charles Hubert Marie Vos geboren te Maastricht den 8 september 1888 aan wien in den wedstrijd in de beeldhouwkunst aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam met algemeene stemmen de gouden eereprijs werd toegekend. Maastricht, 10 oct. 1917”.
Op 17 oktober 1917 werd Charles Vos op het stadhuis van Maastricht ontvangen voor een huldiging ter gelegenheid van het behalen van de “Prix de Rome”. Namens de gemeente werd hij toegesproken door burgemeester mr. Van Oppen. Hij zei dat het een eer was voor de stad Maastricht dat “een harer zonen zulke hooge onderscheiding was te beurt gevallen.”
Het was een sobere huldiging, niet alleen vanwege de tijdsomstandigheden, maar ook op uitdrukkelijk verzoek van Charles Vos zelf. Hij ontving de bovenvermelde oorkonde.
Van Oppen deelde nog mede dat besloten was  de heer Vos een opdracht te verstrekken voor de vervaardiging van een tweetal reliëfbeelden die aan weerszijden van de trap in de vestibule van het stadhuis zullen worden aangebracht. [22]
 1108.jpg
oorkonde Gemeente Maastricht
De studiereizen, verbonden aan de “Prix de Rome”, werden echter uitgesteld tot na het einde van de Eerste Wereldoorlog in 1918. Hij werkte in 1918 in Amsterdam aan de opdrachten van de Prix de Rome.
Het eerste jaar moest hij een verhandeling schrijven, een portretbuste en een figuur ontleend aan de “Antieke Historie” maken.
Vos vervaardigde als eerste studieopdracht een model voor een portretbuste van Prof. August Allebé (1838 - 1927). Op 19 april 1918 werd de tachtigste verjaardag gevierd van August Allebé, hoogleraar en directeur van de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam van 1870 tot 1907. Tijdens de toespraak werden lovende woorden aan de jarige gericht. De Commissie van Toezicht had aan Charles Vos een opdracht verstrekt om een buste van Allebé te boetseren, waardoor in de Academie de beeltenis steeds aan de voorbeeldrol die Allebé had, zou blijven herinneren.[23]
Ook leverde hij de gevraagde opstellen op tijd in.

1109.jpg

prof. Allebé

 
De opdrachten voor het tweede jaar (1919) bestonden naast de Italiereis uit: het maken van een figuur uit de Bijbelse Geschiedenis en een aantal studies naar de natuur en naar bestaande beeldhouwwerken. Ook moest hij een verhandeling schrijven over de restauratie van oude monumenten volgens de moderne beeldhouwkunst.[24]
Op 1 juli 1919 vertrok hij samen met zijn vrouw naar Italië; allereerst naar Rome, alwaar zij een half jaar verbleven in een appartement op de vijfde verdieping. Onder hun bescheiden bevonden zich ter aanbeveling zowel een gedateerd visitekaartje (12 april 1919) als een gedateerde brief (4 juni 1919) van Professor Derkinderen.
Als studieopdracht van het jaar 1919 boetseerde Vos een “Stervende Krijger” naar antiek Romeins model. In het appartement maakte hij een levensgroot gipsen beeld van Eva. Het naar beneden krijgen van het beeld was een zware klus. In de avonduren volgde hij een cursus aan de Academie.[25] Ook bezocht hij zoveel mogelijk monumenten in de stad.
Het daaropvolgende half jaar, van januari 1920 tot 1 juli 1920 verbleef het echtpaar Vos te Florence. Als studieopdracht vervaardigde Charles Vos een in tondo (ronde) vorm afgebeelde Madonna met Kind, geïnspireerd op een vijftiende eeuws Florentijns voorbeeld van de “Della Robbia's” (een familie met een enorm atelier, waar speciaal dit genre Madonna's in keramiek werd geproduceerd, om deze Maria-reliëfs zijn zij tot op heden beroemd gebleven).
Zij bezochten zij ook nog de steden: Bologna, Modena Parma, Milaan en Pavia.
Hij leverde ook nog diverse studieopdrachten in, zoals een gipsen beeld van Eva en Madonna met Kind (zie boven); daarnaast nog twee kinderkopjes, een beeld van een boerenjongen, een mannenbuste en een beeld van de Heilige Familie. In haar rapport (4 juni 1920) had de jury lovende woorden over de ingeleverde werken. Zij kenden hem een nieuw jaargeld toe.[26]
Na 1 juli keerde Vos met zijn vrouw terug naar Amsterdam, waar op 16 juli hun eerste kind, zoon Jacques (16 juli 1920 - 2 juni 1992), werd geboren.
 
1111.jpg
stervende krijger (Paulussen)
52188.jpg
Madonna met Kind; collectie Peters Smeets
 
De opdrachten voor het derde jaar bestonden, naast een reis naar Frankrijk, uit: het vervaardigen van een figuur/groep alsmede een aantal theoretische verhandelingen. Op 1 oktober 1920 vertrok hij zonder zijn vrouw naar Frankrijk. In Parijs bleef hij een maand. Hij reisde vervolgens naar Chartres, Amiens, Laon, Soissons en Reims.
Tijdens zijn studiereis naar Frankrijk stuurde hij ansichtkaarten naar zijn vrouw (geadresseerd Papenstraat 76 Maastricht). Kennelijk verbleef zij met haar pas geboren zoon Jacques in Maastricht. Hij richtte de kaarten aan “madame Ch. Vos”. Hij hoopte op 15 november weer thuis te zijn. Op 10 november was hij weer thuis.
In de zomer van 1922 keerde hij voorgoed met zijn gezin terug naar Maastricht, waar hij ging wonen op Cannerweg 159. Later zijn ze verhuisd naar de Aylvalaan 54. In 1922 werd dochter Fien geboren (18 augustus 1922 - 24 december 1998) . In 1924 werd het gezin gecompleteerd met de geboorte van dochter Jeanne (13 oktober 1924 - 26 januari 1979).
 
 1115b.JPG 1115c.JPG
woningen van Charles Vos (links Papenweg 76, rechts Aylvalaan 54. Het pand Cannerweg 159 is afgebroken)
 
Het juryrapport (20 juli 1921) was wederom lovend over zijn werk. Hij had de levensgrote groep van het Heilige Familie afgemaakt. Dit beeld stond later (1931) model voor het bronzen beeld van de Heilige Familie in Venlo Ook zond hij een aantal portretbustes in.[27]
Hij kreeg een jaargeld voor het vierde jaar.
De opdracht voor dit jaar betrof “een beeld ten voeten uit van de zeventien-eeuwse kunstschilder en bouwmeester Thomas de Keyser (1596-1667), bestemd voor een nis in de gevel van het Stedelijk Museum in Amsterdam.” In de instructie worden de werkzaamheden opgesomd. Eerst moest een model van het beeld worden voorgelegd aan de jury ter goedkeuring. Dit moest geschieden voor 15 februari 1922. Daarna kon het beeld in steen gehakt worden. Het stenen beeld  (samen het ontwerp) moest voor 1 oktober 1922 overgedragen worden aan de jury.[28]
Vos vervaardigde eerst een model van het beeld op kleine schaal in gips. Als model fungeerde de Maastrichtse graveur Jean Sondeyker, een zwierige figuur met grote hoed. Hij stuurde foto’s van dit gipsen beeld naar de Academie. Het beeld werd per schip naar Amsterdam vervoerd.[29] 
In de vergadering van 13 juli 1922 werd het ontwerp besproken.
Derkinderen bracht de bevindingen van de jury in een uitvoerige brief aan Charles over: “Zoals ik reeds schreef, is de stemming te Uwen gunste. Men meent dat het beeld, eenmaal voltooid en uitgevoerd, wel een goed figuur in het Gem. Museum maken zal en vooral de Kop - waarlijk niet het minste deel - vindt veel waardering. De jury had natuurlijk ook kritiek…op de stand, de voeten accessoires en het kostuum”. Derkinderen besloot zijn brief Charles, zoals steeds, met een hartelijke opmerking: “Dit bedoelen natuurlijk geen schoolsche opmerkingen te zijn. Wij hopen er Uw animo door te versterken opdat Ge in de hoofdstad des lands door waarlijk goed beeld vertegenwoordigd zult zijn. Ontzie dus geen moeite!”[30]
 
In februari 1923 zond opnieuw een gipsen model, nu op ware grootte, per schip naar Amsterdam. De jury had lof voor de allure van het beeld. Vos werd uitgenodigd om naar Amsterdam te komen om een aantal details, die de jury die als minder beoordeelde, samen met hente bespreken. Na de aanpassingen door Vos werd in april de opdracht verstrekt om het beeld in steen te kappen.[31]
Het beeld moest uiterlijk in oktober klaar zij. Eind september ging het gipsafgietsel en het stenen beeld per spoor naar Amsterdam. Het beeld werd geplaatst op 4 februari 1924 in de derde nis, rechts van de hoofdingang van het Stedelijk Museum, waar het beeld zich nog steeds bevindt. Vos was hierbij niet aanwezig.[32]
 1115
Thomas de Keyser
 
1110a.jpg 1110b.jpg
het echtpaar Vos - Den Breejen geschilderd door Edmond Bellefroid
olieverf op doek, gesigneerd 1938 
1110.jpg 
Henriëtte den Breejen 
1500.jpg
Portret van Charles Vos door Petran Vermeulen  
 
1112 1113 1114
Jacques Vos , Jeanne Vos  Fien Vos  
 
1115a.jpg
Het gezin Vos rond 12 augustus 1932
De twee ontbrekende personen (broer Joseph en zijn vrouw Netty van Aalderen verbleven in Bandung) zijn in hout weergegeven.
Opa Jacques Vos zit centraal op de stoel. Ook zijn vrouw Josephine Renken staat op de foto. Charles Vos staat op de achterste rij, derde van rechts. Zijn vrouw staat Henriëtte den Breejen staat ook op de  foto, alsmede hun drie kinderen Charles, Jeanne en Fien.
Voorst afgebeeld: Frans Vos en Maria Broekman; Jeanne Vos en Hubert Dassen (staat niet op de foto, was in 1928 overleden); Hubert Vos en Maria Notermans. Er staat nog een onbekend kind op de foto.
 

[1] Schiphorst, Lidwien; De kunstwerkplaatsen van architect Cuypers - Thoben, Peter; Beeldhouwers in Roermond. Boek verschenen bij Stedelijk Museum Roermond 1995
Schiphorst: korte geschiedenis van de werkplaats blz. 17 t/m 13; Thoben: Charles Vos blz. 43
[2] Boogard, Jac van den (redactie) ; Charles Vos beeldhouwer 1888-1954; Maastricht 2023
Biografie door een anonieme tijdgenoot: Vos voor vrienden, vreemden en verwanten blz. 59-71
Blz. 10 van de biografie
[3] Ibidem Blz. 11 van de biografie
[4] Ibidem Blz. 11 van de biografie
[5] Ibidem Blz. 11 van de biografie
[6] Ibidem Blz. 12 van de biografie
[7] hij bedoelt de tekening op de kaart
[8] Ibidem Blz. 12 van de biografie
[9] Ibidem Blz. 12 van de biografie
[10] Ibidem Blz. 13 van de biografie
[11] Ibidem Blz. 14 van de biografie
[12] Welters, Limburgsche portretten, Charles Vos, in Nedermaas september 1933, blz. 22-23
[13] De tekst over de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten is gebaseerd op: Teeuwisse Jan, Leven en werk van beeldhouwer-tekenaar Jaap Kaas, Utrecht 1987 blz. 24-25-28
[14] Boogard, Jac van den (redactie) ; Charles Vos beeldhouwer 1888-1954; Maastricht 2023, blz. 22-23
[15] Ibidem, blz. 22-23
[16] Alle drie de werken: collectie: Rijksacademie. Email G. Roosjes, Rijksacademie 7 februari 2023
[17] Collectie: Rijksacademie. Email G. Roosjes, Rijksacademie 7 februari 2023
[18] Ibidem
[19] Hij maakte eerst een tekening (zwart potlood, niet gesigneerd, niet gedateerd [1917], afmetingen: hoogte 17cm en breedte 10cm), vervolgens in gips een schetsontwerp (hoogte 34,5cm) en daarna in gips het definitieve beeld (hoogte 120,5cm). Collectie: Rijksacademie. Email G. Roosjes, Rijksacademie 7 februari 2023
[20] Boogard, Jac van den (redactie) ; Charles Vos beeldhouwer 1888-1954; Maastricht 2023, blz. 23
[21] Boogard, Jac van den (redactie); Charles Vos beeldhouwer 1888-1954; Maastricht 2023
Biografie door een anonieme tijdgenoot: Vos voor vrienden, vreemden en verwanten blz. 59-71
Blz. 10 van de biografie
[22] De Tijd 18 oktober 1917
[23] Algemeen Handelsblad 20 april 1918
[24] Boogard, Jac van den (redactie); Charles Vos beeldhouwer 1888-1954; Maastricht 2023, blz,27
[25] Boogard, Jac van den (redactie); Charles Vos beeldhouwer 1888-1954; Maastricht 2023
Biografie door een anonieme tijdgenoot: Vos voor vrienden, vreemden en verwanten blz. 59-71
Blz. 17-18 van de biografie
[26] Boogard, Jac van den (redactie); Charles Vos beeldhouwer 1888-1954; Maastricht 2023, blz. 26
[27] Ibidem blz. 32
[28] Ibidem blz. 32-33
[29] Ibidem blz. 32-33
[30] Ibidem blz. 32-33
[31] Ibidem blz. 32-33
[32] Ibidem blz. 32-33
Read 3602 times Last modified on woensdag, 31 januari 2024 10:47
More in this category: « Kerststallen UNDER CONSTRUCTION »