www.charlesvos.nl

Johan Piets

Johan Piets

vrijdag, 31 mei 2013 09:37

Maria met Kind (Abdissenbosch)

MARIA MET KIND (Abdissenbosch)
Adres: kruising Gravenweg/Jagerspad, Abdissenbosch (Landgraaf)
Geglazuurde chamotte klei
Niet gesigneerd, niet gedateerd [rond 1953]
Afmetingen.: hoogte 44cm, breedte 21cm en diepte 14cm
 
Dit Mariakapelletje dateert uit 1922. Pastoor Meys liet het bouwen. Het werd in 1991 door belangenvereniging "D 'r Bösch" verplaatst naar de huidige locatie.
Een onverlaat heeft begin jaren vijftig van de vorige eeuw het glas van de kapel stukgeslagen en het beeld vernield. De parochianen, samen met enkele gulle gevers, hebben geld bij elkaar gebracht voor de aankoop van een nieuw beeld. Deze keuze viel op een Mariabeeld van Charles Vos, een van de laatste werken die hij voor zijn dood heeft gemaakt.
In 1956 werd nogmaals het glas vernield en het Mariabeeld en op straat gelegd. Gelukkig werd het op tijd gevonden voordat het door het verkeer vernield zou zijn.[1]
Een kapelletje met zadeldak opgemetseld in steen met aan de voorzijde een altaar (blauwe planken bovenop) van natuurstenen. Bovenaan een driehoekig plaatje met de tekst "AVE MARIA". Centraal is een nis met een half boog waarin het Mariabeeld staat opgesteld. Rondom de nis de tekst: "Bid voor ons die onze toevlucht tot U neme".
Maria is ten voeten uit staande afgebeeld. Zij draagt een rijk geplooide blauwe mantel. Op haar hoofd draagt zij, over een witte sluier die een haarband vrij laat, een kroon. In haar rechter vooruitgestoken hand houdt ze een granaatappel vast. Haar hoofd is enigszins naar links afgewend. Haar ogen zijn gesloten.
Haar linkerarm houdt ze in een hoek van negentig graden als steun voor haar zoon die "en face" tegen haar aan zit. Zijn linkerarm houdt hij vooruit met in de hand een granaatappel.

23246a

 

23246b 23246c

 

 

 


[1] Limburgs Dagblad, 9 februari 1956

 

vrijdag, 31 mei 2013 00:00

Sprokkels

In dit hoofdstuk worden bijzonderheden verhaald op basis van onderzoek van historische kranten in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag

Bronzen medaille bij jubileumtentoonstelling (1923)
Bij de jubileumtentoonstelling van Nederlandsche Beeldende Kunsten afd. Beeldhouwkunst ontving Charles Vos een bronzen medaille. [1]
 
Monumenten in Valkenburg (1939-1940)
In 1939 en 1940 verschenen artikelen in de krant over monumenten in Valkenburg:
 
Een standbeeld voor koningin Emma:
In 1939 werd het feit herdacht dat het Hertogdom Limburg 100 jaar eerder bij Nederland werd gevoegd. In Valkenburg zou een standbeeld voor koningin Emma, die enige tijd in Valkenburg had gelogeerd, worden opgericht. De uitvoering werd in handen van Charles Vos gelegd. [2]
Voor de plaatsing zou een gedeelte van de Geul overwelfd worden, welke plaats gebruikt zou worden voor de oprichting van het levensgrote standbeeld. [3]
 
Monument 100-jarige hereniging van Limburg bij Nederland:
In verband met het feit van de 100-jarige hereniging van Limburg bij Nederland, werd het monument, dat bij gelegenheid van het gouden jubileum werd opgericht, thans door den Maastrichtschen beeldhouwer Charles Vos geheel gerestaureerd. De gemeente heeft gemeend de kosten hiervan voor haar rekening te nemen. Het ligt in de bedoeling dit monument eerlang aan de gemeente over te dragen. [4]
 
Tekeningen tijdens Grieks tragedie in Rolduc (1941)
Op zondag 23 maart 1941 werd in Rolduc de Griekse tragedie van Sophocles "Oedipus Rex" uitgevoerd in aanwezigheid van priesters, leraren en honderden (oud)studenten.
Tijdens de voorstelling maakte Charles Vos tekeningen van de hoofdrolspelers.[5]
 
Gebeeldhouwde voetballer (1941)
Op 15 juli 1926 werd door pastoor Du Guasco de grondslag gelegd voor de parochiële voetbalclub R.K.V.V.L. te Maastricht.
In 1941 werd het 15-jarige jubileum gevierd met een voetbaltoernooi waar deelnamen o.a. M.V.V., Kimbria, Willem I en Kerkrade. De winnaar van het toernooi ontving een gebeeldhouwde voetballer vervaardigd door Charles Vos.[6]
Het is waarschijnlijk een jaarlijks terugkerend toernooi geweest met het beeld van Charles Vos als wisseltrofee.
 
Graflegging (1942)
Charles Vos heeft in opdracht van het Stedelijke Museum (Bonnefantenmuseum jp) een "graflegging" gemodelleerd, die in de aardewerkfabriek gebakken is. [7]

St. Lambertusmonument op Koningin Emmaplein te Maastricht (1948)
De Stichting Het Graf van St Servaas besloot in mei 1948 Charles Vos de opdracht te verstrekken om een monument tere ere van St. Lambertus, voor plaatsing op het Koningin Emmaplein te Maastricht, te ontwerpen. Het was de verwachting dat het beeld op 17 september 1948 onthuld zou kunnen worden.
Dit Lambertusbeeld had een lange voorgeschiedenis. De bovengenoemde stichting wilde bij het eeuwfeest van St. Willibrords in 1939 op dezelfde plaats een monument oprichten uitbeeldende St. Lambertus en St. Willibrordus. Tegen dit voorstel werd bezwaar gemaakt in Noord-Nederland, waarschijnlijk vanuit Utrecht (zie volgende alinea). Als argument werd gegeven dat St. Willibrordus alleen zendelingswerk gedaan had boven de Moerdijk en Lambertus in Zuid-Nederland, terwijl St. Willibrordus bij zijn komst naar Nederland zijn missiewerk in het zuiden heeft aangevangen. [8]
Het bestuur van de Algemeene Nederlandsche Katholiekendag had in 1939 een prijsvraag uitgeschreven voor een ontwerp van een Willibrordusmonument voor de Mariaplaats in Utrecht. Charles Vos werd ook uitgenodigd deel te nemen aan de prijsvraag. [9]
De prijsvraag werd gewonnen door Termote. Een ontwerp van Charles Vos ontbrak bij de inzendingen. [10] Toch bevindt zich in het Van Horne Museum te Weert een ontwerp voor een groter beeld voor het gerestaureerde Koningin Emmaplein in Maastricht.
Het St. Lambertusmonument in Maastricht is niet gerealiseerd.
 
Maskers voor het jeugdtoneel (1950)
In 1950 vervulde het Jeugdtoneel een belangrijke culturele taak. In het eerste seizoen werden van Sneeuwwitje 43 voorstellingen verzorgd. Daarna volgde Assepoester (28), De Schone Slaapster, Doornroosje (4) en Van een prinses die niet kon lachen (18).
De voorstellingen vonden plaats voor de K.A.B., Fonds van sociale instellingen en scholen.
Bekende kunstenaars leverden bijdragen. Voor de voorstelling "Van een prinses die niet kon lachen" ontwierp Charles Vos de maskers voor de drakendans, die door zijn leerling Herman Van Elteren werden uitgevoerd. [11]
 
De St. Lambertuskerk in Horst (1952)  [11a]
De middeleeuwse kerk St. Lambertus werd tijdens de Tweede Wereldoorlog volledig verwoest. De eerste schade, vooral aan de toren, werd aangericht door een Engels bombardement op 13 oktober 1944. Ter voorbereiding van hun aftocht brachten Duitse soldaten springstof aan. De gevolgen van de explosie waren desastreus. De meeste kerkschatten waren gelukkig voor de verwoesting al in veiligheid gebracht.
Na de oorlog waren twee personen zeer belangrijk voor de bouw van de nieuwe kerk: pastoor-deken Leonard Debije en architect Alphons Boosten.
In 1948 werd Boosten benoemd tot architect. Er was veel overleg noodzakelijk voor de bisschoppelijke goedkeuring kwam. Door het overlijden van Boosten in 1951 nam zijn compagnon ir. J. Witteveen zijn rol over.
Toen de bouw eenmaal in gang was gezet, kan pastoor-deken Debije zich ook gaan toeleggen op de inrichting. Naast de geredde kerkschatten wilde hij ook nieuwe beelden laten vervaardigen. In een brief aan de voorzitter van de Bisschoppelijke Bouwcommissie noemde hij de namen van Piet Killaars, Wim van Hoorn en Charles Vos. Voor het vervaardigen van een keramische kruisweg had hij onder meer Charles Vos en Wim van Hoorn op het oog.
Van de plannen, vermeld in de brief van 5 mei 1952, werd weinig gerealiseerd. Slechts twee moderne beelden en de beglazing kwamen er, en ook nog deels door andere kunstenaars dan die Debije aanvankelijk in gedachte had. Van de gewenste kruisweg kwam niets terecht. Uiteindelijk kwam er een traditionele kruisweg van rond de vorige eeuwwisseling. Over de maker van deze kruisweg is niets bekend.
Op zaterdag 15 november 1952 werd de kerk in gebruik genomen.
 
Borstbeeld voor Henri Jonas te Maastricht (1952)
Het gemeentebestuur had plannen voor de inrichting van een Jonas-museum in het woonhuis van de in 1944 gestorven schilder, tekenaar, graficus en glazenier Henri Charles Jonas. De bewoners van de Grote en Kleine Looierstraat waren voornemens een Jonas-monument op te richten. Een pleintje op het kruispunt van deze straten hadden de bewoners zelf reeds  veranderd in een plantsoentje, dat geschikt werd geacht voor plaatsing van dit monument. Om in de kosten te voorzien werd een loterij georganiseerd. Vrijwel alle kunstenaars van Maastricht stelden een kunstwerk als prijs beschikbaar stellen.
Het was in de bedoeling om van een door Charles Vos vervaardigd borstbeeld een afgietsel in brons te maken en dit dan op een voetstuk in het genoemde plantsoentje te plaatsen. [12]
 
Een bronzen Kruisbeeld (1953)
De Stichting 1853-1953 wilde bij de eeuwherdenking van het herstel van de kerkelijke hiërarchie in Nederland in mei 1953 een in brons uit te voeren kruisbeeld (op ongeveer normale lichaamslengte) laten vervaardigen. Een vijftal beeldhouwers, waaronder Charles Vos, nam de uitnodiging voor het maken van een ontwerp aan. De maker van het bekroonde ontwerp zou ƒ 500 (ongeveer € 225) ontvangen terwijl hij bovendien voor het definitieve kruisbeeld opdracht zou krijgen. Het beeld zou bij de feestelijkheden in 1953 te Utrecht geëxposeerd worden in het Aartsbisschoppelijk museum. Daarna zou het beeld te Nijmegen worden geplaatst. [13]
De prijsvraag werd gewonnen door Paul Gregoire uit Teteringen. [14]
Het is niet duidelijk of Charles Vos een ontwerp heeft gemaakt.
 
Kunsthandel Gerards (1954)
De heer J. Gerards, eigenaar van het voormalige Monopole-café aan de Markt, heeft een kleine, zeer geslaagde paleisrevolutie in zijn eigen pand teweeg gebracht. Vanaf zaterdag 18 december 1954 was het café Monopole omgezet in "Kunsthandel Gerards".
Van de café-ruimte zijn alleen de wanden blijven bestaan, doch overigens kent niemand het vroegere interieur terug, een Kunstsalon zou wellicht de beste benaming zijn voor deze totale omzetting. Reeds twee jaren lang had het voormalige Monopole op eigen wijze de kunst gediend door een toevluchtsoord te zijn voor kunstenaars van allerlei geaardheid, in bet bijzonder voor de jongere kunstenaarsgroepering "Galerie Zuid". Uit dit alles was deze kunsthandel gegroeid, welke zaterdagmorgen te 10 uur zonder enige plechtigheid geopend werd. Behalve de parterreruimte was er in de voormalige zaal van Galerie Zuid een ideale ruimte vrijgekomen voor exposities en de verkoop van kunstartikelen. Bij de aanvang hadden de volgende kunstenaars werk aangebracht in kunsthandel Gerards: Han Jelinger, Harrie Schoonbrood, Harry Kooien, Math. Wiegman, Hub Levigne, Jean Viehoff, Vera van Hasselt, Frans Timmermans, Piet Killaars, Charles Eyck, Frans Vos en Jeng Vineken. Bovendien was er werk te zien van de overleden artisten Charles Vos, Henri Jonas en Jos Postmes. [15]
 
 
Jozef en Maria op de ezel met het Kindje Jezus (z.j.)
Huidige locatie onbekend. [17]
Een reliëfplaquette van polychroom geglazuurde kalksteen
Afm.: 38cm x 28cm x 8,5cm
 

[1] Limburger Koerier 5 oktober 1923
[2] Het Vaderland, 14 juni 1939
[3] De Tijd 25 mei 1939
[4] VVV Valkenburg, Limburger Koerier 10 januari 1940
[5] Limburger Koerier, 26 maart 1941
[6] Limburgsch Dagblad 7 juni 1941; Limburger Koerier 11 augustus 1942
[7] Vaderland 1 april 1942
[8] Limburgs Dagblad 15 mei 1948
[9] Limburger Koerier 9 maart 1939
[10] De Tijd 12 oktober 1939
[11] Limburg Dagblad 31 augustus 1950, Limburgs Dagblad 11 maart 1954
[11a] Artikel gebaseerd op: Moorman, de hemel op aarde; De Sint-Lambertuskerk en haar inventaris. Stichting Beheer Kunstschatten Sint Lambertus, Horst 2013, blz 31 t/m 76 (algemeen gedeelte), blz. 63,67,70 en 122 (Charles Vos)
[12] Limburgs Dagblad 31 augustus 1951
[13] Limburgs Dagblad 24 september 1952
[14] Limburgs Dagblad 30 december 1952
[15] Limburg Dagblad, 18 december 1954
[17] Aangeboden bij Van Stockums Veilingen op 4 april 2004, prijs € 150

ST. ODILIABEELD VOOR HET KRUISHERENKLOOSTER ST. AGATHA (CUYK)

St. Odiliabeeld
Kruisherenklooster St Agatha, Kloosterweg 5435 XD St. Agatha (Cuyk)
Model van gips en
Eikenhouten beeld
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1952]
Van beide beelden is de locatie onbekend
 
St. Odilia [1]
Alvorens de correspondentie tussen het Kruisherenklooster en Charles Vos nader te bestuderen, is het van belang eerst aandacht te besteden aan St. Odilia.
De Heilige Odilia van Keulen (ook wel Odilia van Britannië genoemd) is de patroonheilige van de Kruisheren. Zij wordt vaak verward met Odilia van de Elzas, die aangeroepen wordt tegen oogkwalen.
De Kruisheer Hubertus Dinart schreef in 1292 de translatio S Odiliae. Zij vluchtte met Ursala en een tiental dienstmeisjes uit Britannië (Engeland) naar Rome. Ze voeren de Rijn af en werden in de omgeving van Keulen omstreeks 300 door de Hunnen vermoord.
De legende van de Heilige Odilia heeft twee historische achtergronden: De vervolgingen van de Christenen door de Romeinse keizer Diocletianus (284-305) in Keulen en het vermoorden door de Hunnen van een schare gevluchte Keltische maagden bij de stad Keulen, vermeldt in een inscriptie van Climatius, een Romein uit de 4e eeuw. Deze inscriptie is te vinden in de St.Ursulakerk in de Altstadt van Keulen.
Haar gebeente werd begraven in de buurt van de St.Gereon in de Keulse Altstadt, en in 1287 opgegraven, nadat de lekenbroeder van de orde van de Kruisheren Joannes van Eppa een visioen had gehad. De Heilige verzocht hem haar gebeente over te brengen van Keulen naar het klooster Clairlieu van de Kruisheren te Hoei. De Heilige wees hem nauwkeurig de plaats aan bij een inwoner van Keulen, in wiens tuin haar gebeente begraven lag. De overbrenging naar Hoei vond begin juli 1287 plaats. Odilia wordt sindsdien beschouwd als patrones van de Kruisheren. Tijdens de Franse Revolutie werd het klooster van Clairlieu opgeheven en het relikwieschrijn van de heilige Odilia naar het klooster Mariënlof overgebracht. De reliek werd onder een aantal Kruisherenkloosters verdeeld.
De eerste kroniek stamt uit 1292 en velen verschijnen er in de loop der eeuwen. Deels is de eerst kroniek bewaard gebleven. In het klooster van Onze Lieve Vrouwe van Kolen bij Kerniel ( België ) bevindt zich de oudste reliekschrijn van de H.Odilia.

Correspondentie tussen de Kruisheren en Charles Vos. [2]
Charles Vos ontving in de eerste maanden van 1950 een opdracht van het kruisherenklooster St. Agatha te Cuyk voor het maken van een eikenhouten beeld van de heilige Odilia.
In een brief van 12 juni 1950 aan het klooster gaf hij aan dat hij het beeld zeer graag zou willen maken, maar het op dat moment erg druk had met ander werk. Hij vroeg of de opdracht doorgeschoven kon worden naar het begin van het volgende jaar. Hij gaf een prijsindicatie van fl. 650 ( ongeveer € 300).
Pater A v.d. Pasch heeft blijkens een schrijven uit 1952 bij de opdrachtverstrekking aan Charles Vos instructies gegeven door verwijzing naar bepaalde illustraties in publicaties.
Hij schreef "U ontving tegelyk met de opdracht een fascikel van Verzamelde opstellen van de geschiedkundige Kring van Hasselt, dat een studie met illustraties bevat van het reliekschryn van S Odilia uit de 14e eeuw te Kerniel in België, een ander boekje van Dr H v. Rooyen, St Odilia historie of legende, met aan het einde meerdere reproducties van voorstellingen van St Odilia; en een afdruk van een kopergravure". (zie afbeelingen)
In een schrijven van 15 oktober 1950 gaf Charles Vos aan Pater v.d. Pasch aan dat het werk aan het verzetsmonument voor Roermond bijna afgerond was en hij in november kon starten met het beeld van St. Odilia. Op de brief werd door een kloosterling een notitie geschreven "30 oct kunnen we dan zeker zijn. Of zullen we een ander beeldhouwer zoeken?"
In mei 1951 zend Vos het model voor het St Odabeeld (sic) naar St. Agatha en sprak de hoop uit " 't tijdig en ongeschonden aankomt en dat ik de kist met beeld en goedkeuring spoedig kan terug verwachten." Dit is begin van de spraakverwarring die een grote rol zal spelen in het vervolg. De eerste versie van het gipsen beeld werd afgekeurd. Waarschijnlijk heeft Vos een beeld van St. Oda gemaakt in plaats van St. Odilia. Het model van het beeld heeft een vogel in zijn hand, een attribuut van de Heilige Oda.
Pater v.d Pasch beschreef in een brief aan Vos de iconografie van St. Odilia "daar de translatio, de overbrenging van de reliquiën het oudste feest is, staat er gewoonlyk een urn aan de voeten van het beeld; om haar beschrijving van de Orde is S Odilia dikwyls afgebeeld met een vaantje met ordeskruis, dat begrypelyk soms verdween, zodat alleen een kruisstaf overbleef. .. Dan heeft S Olilia gewoonlyk een kroontje".
Tijdens het transport ging het gipsen beeld stuk.
Door het ontbreken van een deel van correspondentie is het vervolg niet helemaal duidelijk. Waarschijnlijk heeft Vos vervolgens een houten beeld vervaardigd en daarna nogmaals aangepast. De Kruisheren waren niet tevreden. Proir Selden schrijft: "het beeld terug-ontvangen met zeer weinig verandering. Mag ik zo vrij zijn te zeggen, dat dit een goedkope oplossing is. 't Beeld is eenmaal bedoeld van de beginne als een "Oda-beeld". ... U heeft de vogel wel laten verdwijnen uit de hand v. Oda, maar de hand en arm niet verder bijgewerkt, zodat die plek opvalt. Ik had eerlijk gezegd verwacht, dat U, na mijn laatste schrijven [3]  , waarin ik mijn teleurstelling uitdrukte, 't voorstel doen een nieuw ontwerp te maken na de verschillende gegevens die A v d Pasch U indertijd heeft toegezonden. Ik meen, dat U onze opdracht niet heeft uitgevoerd; wellicht vindt U elders een plaats voor dit Oda-beeld". In een PS gaf de prior aan dat hij Vos ook beelden van St. Jozef, Antonius en het Heilig Hart had willen laten vervaardigen.
Vos schrijft aan de proir "het spijt mij zeer dat 't beeld van de H. Odilia U zooveel ongenoegen heeft bezorgd. Het houten beeld heb ik terug ontvangen". Hij biedt aan het beeld aan te passen aan de wensen van de prior.
Waarschijnlijk is het eikenhouten beeld in oktober 1952 tentoongesteld in Meerssen. In het Limburgs Dagblad staat over deze tentoonstelling : "een mooie en in hout uitgevoerde Sint Odilia, die nog van recente datum schijnt te zijn" [4]
Daarna is niets meer teruggevonden over het beeld.

 23330b

afbeelding H. Odilia met attributen

23330a

Reliekschrijn Kerniel België

 


[1] Wikipedia mei 2013, www.parochiebaarlo.nl/odilia
[2] Helaas is de correspondentie niet compleet. Ze bestaat uit een zestal brieven van Vos aan het klooster en twee brieven van het klooster aan Vos.
Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven te St. Agatha (Cuyk), code AR-P017SA, archiefinventaris Kruisherenklooster St. Agatha, inv. nr 2561. Brieven van Charles Vos aan het klooster12 juni 1950; 15 oktober 1950; 8 mei 1951, ongedateerde brief (waarschijnlijk maart 1952), 24 januari of 24 april 1952 en een factuur; en twee brieven van het klooster aan Charles Vos: 15 maart 1952 van pater A v.d. Pasch en 18 maart 1952 van prior en pastoor P.J. Selten.
[3] Deze brief ontbreekt
[4] Limburgs Dagblad 27 september, 3, 4 en 8 oktober 1952
KRUISBEELD (DE ROZENKRANSKAPEL ALTO BISTA ARUBA)
Adres: Aruba
 
De eerste kapel dateert van 1150. Kort na 1816 raakte de kapel in verval. Gabriel Ruiz haalde het antieke Spaanse kruis uit het puin. Via omzwervingen kwam het in de vijftig van de vorige eeuw in bezit van Shon Kita Henriquez, die het kruis door Charles Vos liet restaureren.
Inmiddels was de oude kapel opnieuw opgebouwd en werd kruis in 1952 overgedragen aan de beheerder van de kapel. Op 25 mei 1952 ging Mgr. Zeppenveld naar Aruba om de kapel in te zegenen. [1]

23329

 


[1] Amigo de Curaçao 21 april 1955; Hartog Johan, ARUBA'S OUDSTE KERK 1750-1816-1952

vrijdag, 31 mei 2013 00:00

St. Amorkapel (Munsterbilzen)

ST. AMOR IN HET MUNSTERBOS (MUNSTERBILBILZEN)
Adres: St. Amorkapel in de noordoostelijke bossen (Munsterbos) van Munsterbilzen
 
De Sint Amorkapel is door haar bouwstijl een merkwaardig gebouw in de noordoostelijke bossen van Munsterbilzen. De kapel werd gebouwd met afbraakmateriaal van in de Tweede Wereldoorlog verwoeste monumenten. Het gebouw heeft het uitzicht van een mini-burcht met ronde hoektorentjes.[1]
In maart 2008 hebben vandalen veel schade aangericht. Ze zijn na het intikken van een zijruitje de kapel ingeklauterd en hebben o.a. het beeld van St. Amor en dat van Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen
vernield. [2]
Het vernielde beeld is niet meer gerestaureerd, maar weggegooid.[3]
Het St. Amorbeeld is een kopie van het beeld op het St. Amorsplein in Maastricht. Het beeld werd door de weduwe van Vos aan de parochie Munsterbilzen afgestaan en werd geplaatst in de boskapel in Munsterbilzen. [4]

23327a 23327b

 

23327c

Het Belang van Limburg


[1] Email René Daerden van 17 mei 2013; www.landrada.be
[2] Het Belang van Limburg 26 maart 2008
[3] Mededeling van de beheerder van de kapel, de heer Mets (telefoon 3 juni 2013)
[4] Limburgs Dagblad 11 oktober 1955
CONGREGATIE DER ZUSTERS VAN "DE VOORZIENIGHEID" (HEEMSTEDE)
Congregatie der Zusters van "De Voorzienigheid"
Adres: Glipperdreef 209, 2104 WG Heemstede
Beeld van Maria en beeld van Jozef
 
In 1852 richtte pastor P. Hesseveld en Moeder Theresia (Maria Stroot) aan de noordzijde bij de Lijnbaansgracht tegenover het vroegere weeshuis te Amsterdam een tehuis op voor verwaarloosde meisjes beneden de twaalf jaar. De congregatie Arme Zusters van het Goddelijk Kind, later beter bekend als de zusters van "De Voorzienigheid", namen de zorg voor de meisjes op zich. Rondom dit tehuis groeide in de loop van de tweede helft van de negentiende eeuw een groot rooms-katholiek sociaal-educatief centrum - een 'Jordanees Vaticaan'- dat zich uitstrekte tussen de Lauriergracht, de Konijnenstraat en de Elandsstraat. Hiervan is onder andere de unieke kapel bewaard gebleven die in 1881-1882 werd gebouwd door A.C. Bleys (1842-1912)
De kapel bleef tot 1991 in gebruik bij de zusters van "De Voorzienigheid", in dat jaar verhuisden zij naar Heemstede. [1]
Op 29 december 1950 werd het landgoed Bosbeek door de Congregatie der Zusters van "De Voorzienigheid" aangekocht voor o.a. de verzorging van de oude zusters.
In 1960 is de aanbouw voltooid van het huidige verpleeg- en verzorgingshuis ten behoeve van eigen leden van de congregatie, later ook bestemd voor leden van andere congregaties
In 1997 gaat het gehele complex verzorgings- en verpleeghuis over naar de Stichting Sint Jacob.
Alleen het herenhuis (genaamd Gastenhuis), een groot deel van de tuin plus zusterskerkhof, alsmede de twee woonunits bij de ingang naar het herenhuis zijn nog eigendom van de congregatie. [2]
De beelden van Charles Vos waren bestemd voor het moederhuis in Amsterdam en zijn meeverhuisd naar Heemstede. Ze bevinden zich nu in het Gastenhuis op het terrein van het landgoed Bosbeek. [3]

Bij het 100-jarig jubileum van de congregatie werd Charles Vos benaderd om een nieuwe beelden voor het Maria- en Jozefaltaar voor het moederhuis te vervaardigen. Hij nam de opdracht aan. Op 4 augustus 1952 schreef hij een brief aan rector Starrenburg waarin hij zich verontschuldigde dat de beelden nog niet klaar waren. Hij stuurde wel foto's van de beelden op. Tevens bracht hij zijn hartelijkste wensen bij het gouden jubileum aan de rector over. [4]

 

 

23328

afbeelding: Congregatie der Zusters van "De Voorzienigheid"

 

Maria met Kind
Eikenhout
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1952]
 
Maria is ten voeten uit staande op een halve maancirkel afgebeeld. Haar linkerbeen staat, in de knie gebogen, vooruit. Zij draagt over haar een kleed een rijk geplooide openvallende mantel.
Haar Zoon is in zithouding, met zijn benen naar links, ondersteunt door de armen van zijn moeder en leunend tegen haar lichaam aan de rechterzijde, afgebeeld. Met zijn twee handen, zijn rechter boven en zijn linker - voor zijn lichaam door - onder, houdt hij een lange kruisstaf vast waarmee hij een kronkelende slang (om de halve maancirkel) aan Maria's voeten doodt. Maria heeft haar hoofd naar rechts op het hoofd van haar zoon gelegd.

 23328a~1 1116d

                                                                                   afbeelding: Congregatie der Zusters van "De Voorzienigheid"               
                                                                                                                              Charles Vos samen met zijn medewerker Jan Balendong aan 
                                                                                                  het werk in zijn atelier in de Bernardusstraat
                                                                              (foto collectie Peters Smeets)
                   
 

 

Ontwerp van Maria met Kind
Gips
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1952]
Locatie: onbekend
Het definitieve beeld wijkt niet af van het ontwerp.

23328b

afbeelding: Archief Congregatie bij  Erfgoedcentrum Nederlands kloosterleven

Jozef met Kind
Eikenhout 
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1952]
 
Op halfronde console is Jozef, met zijn benen licht naar voren gebogen, ten voeten uit staande afgebeeld. In zijn omhoog geheven linkerarm houdt met zijn hand bovenaan, zijn naast hem staande bloeiende staf vast (met een bloeiende staf liet God een stuk hout ontluiken en gaf daarmee aan dat Jozef uitverkoren was om Maria te huwen). Zijn hoofd, voorzien van een nimbus, is naar rechts beneden naar zijn Zoon gericht, die aan zijn rechterzijde naast hem staat. Jozef heeft zijn rechterhand op de schouder van zijn zoon gelegd. Het Kind, met nimbus, houdt zijn handen gevouwen voor zich en klemt met zijn arm een bosje lelies (symbool voor de Maagd Maria) tegen Jozef aan. Zijn blik enigszins schuin naar beneden gericht.

23328c~1 

afbeelding: Congregatie der Zusters van "De Voorzienigheid"

 

Ontwerp van Jozef met Kind
Gips 
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1952]
Locatie: onbekend
De definitieve versie wijkt enigszins af van het ontwerp.
Bij het ontwerp is de blik van het Kind naar voren gericht.

23328d

afbeelding: Archief Congregatie bij  Erfgoedcentrum Nederlands kloosterleven

 


[1]http://www.amsterdam.nl/kunst-cultuur-sport/monumenten/monumenten-0/gebouwen-gebieden/beschrijvingen/lauriergracht_39/ , mei 2013; www.devoorzienigheid.nl, mei 2013
[2] http://www.devoorzienigheid.nl/overzichtpagina/landgoed.html, mei 2013
[3] Email Th. Vendrik, archief "De Voorzienigheid", 30 mei 2013
[4] Erfgoedcentrum Nederlands kloosterleven te Cuyk, AR-2167, archiefinventaris van de congregatie "De Voorzienigheid", 1796 foto's van de beelden Maria- en Jozefaltaar in het Moederhuis. Een brief van Charles Vos aan rector Starrenburg van 4 augustus 1952, een interne kloosternotitie van 5 augustus 1952
woensdag, 08 mei 2013 00:00

Van Abbe-museum (Eindhoven)

Van Abbe-museum

Het stedelijk Abbe-museum, Bilderdijk 20 5611 NH Eindhoven.
Sigarenfabrikant H.J. van Abbe nam in 1932 het initiatief om een bedrag aan de gemeente Eindhoven te schenken voor de bouw van een museum voor schilderkunst.
De gemeente aanvaardde de schenking en benaderde architect A.J. Kropholler voor een gebouw in traditionele stijl met als kenmerken eenvoud en goede harmonie tussen massa, ruimte en lichtinval te ontwerpen.
Begin 1936 werd het museum geopend.
De hal bevatte een wandversiering in de vorm van een slang die in zijn staart bijt dat ontworpen werd door Staal-Kropholler. De wandversiering werd in 1942 vanwege vermeende associaties met het vrijmetselaarssymbool verwijderd en vervangen door het wapen van Brabant van de hand van Charles Vos.
Eind jaren vijftig en eind jaren zeventig van de vorige eeuw werden uitbreidingen gerealiseerd. Rond de eeuwwisseling werden plannen voor nieuwbouw opgesteld. Het vernieuwde museum werd in 2003 geopend. Het museum bestaat uit het gerenoveerde rijksmonument van Kropholler en twee nieuwe bouwdelen.[1]

 

Reliëf van wapen van Brabant
Reliëf van wapen van Brabant, met de spreuk "Edele Brabant, were di", 1942 [2]
Museumhal boven de toegangspoort van de middenzaal.
De Hertog van Brabant (Jan I) werd geboren te Leuven tussen 1252 en 1254. Hij heerste over het Hertogdom Brabant vanaf 1267. Hij was een krachtig heerser die zijn gebied aanzienlijk vergrootte; in 1288 kwam het Hertogdom Limburg onder zijn macht. Daarnaast staat hij bekend als een levensgenieter en minnaar van muziek. Hij stierf op 3 mei 1294 te Bar-le-Duc.
Het wapen van de Hertog was een staande leeuw gericht naar links. De leeuw is van goud, genageld en getongd, op een veld van sabel (zwart). Dit wapen bleef gehandhaafd tot de scheiding van België en Nederland. Het wapen werd door de Nederlandse provincie Noord-Brabant als wapen overgenomen. In 1920 werden twee gouden leeuwen als schildhouders toegevoegd. Sindsdien is het wapen niet meer gewijzigd.
Charles Vos heeft het oorspronkelijke wapen van de Hertog van Brabant als uitgangspunt voor zijn reliëf genomen. Op een banderole met tekst heeft hij de staande leeuw uitgebeeld. Hij paste wel de verhouding tussen de breedte en de hoogte aan, waardoor de leeuw minder fier recht op staat. De weergave van de leeuw is verder gelijk aan het originele wapen.
Op de banderole staat de tekst: 'Edele Brabant,were di'. Dit was de lijfspreuk van de Hertog van Brabant.
De opdracht voor het reliëf:  [3]
Op 9 september 1942 richtte de directeur van het Stedelijk Van Abbemuseum in Eindhoven een schrijven aan de burgemeester van de stad, de heer H. Pullos, met het verzoek een tegelversiering voor in de hal van het museum te laten vervaardigen. Hij wilde de bestaand tegelversiering, een slang die zich in zijn staart bijt (een symbool van de Vrijmetselarij), vervangen door het Wapen van Brabant voorzien de oud-Brabantse spreuk “edele Brabant, were di”.
Twee weken later ontving de directeur toestemming van de Gemeente voor de vervaardiging van het nieuwe reliëf.
Op 3 oktober 1942 werd Limburgs Handwerk uitgenodigd om een prijsopgave te doen voor de tegelversiering in bas-reliëf. Binnen drie weken stuurde de werkplaats een monster en een offerte van 75 gulden. Het monster was niet in bas-reliëf en werd teruggestuurd naar de werkplaats.
Uit een schrijven van Charles Vos ( 6 november 1942) aan het Museum blijkt dat het museum contact had opgenomen met hem voor de vervaardiging van de tegelversiering. In deze brief gaf Vos aan het werk te willen vervaardigen voor de prijs van 165 gulden inclusief omzetbelasting en onkosten. Op 10 november werd hem de opdracht gegund met het verzoek het reliëf zo spoedig mogelijk te leveren. Directeur Peeters wilde het plaatsen voor de opening van een tentoonstelling begin december.
Op 20 november gaf Vos aan het museum door dat boetseren van het reliëf klaar. In een antwoord hierop sprak de directeur de hoop uit dat het reliëf uiterlijk op 12 december in het bezit van het museum zou zijn. Dan was nog tijd voor plaatsing voor de opening van de tentoonstelling op 15 december.
Vos gaf aan dat de gevraagde termijn niet gehaald kon worden. De steen zou begin december de oven in gaan en een week nadien klaar zijn en opgestuurd worden, maar het drogen zou enige weken vergen. Op 19 december berichtte Vos aan het museum dat het reliëf  “dezer dagen verzend ik ’t Waren aan Uw adres".
Op 2 januari 1943 kreeg Vos het bericht van het museum dat de steen in goede orde is ontvangen.
 
41402
afbeelding Abbe Museum Eindhoven (zie voetnoot 3)

41401

 afbeelding: Van Abbe-museum


[1] Visser, Het Stedelijk van Abbe-museum te Eindhoven, Gildeboek 1937 en http://libraryblog-vanabbe.nl (architectuur)
[2] Dagblad van het Zuiden voor Eindhoven, 13 januari 1943, email van Van Abbe-museum (de heer Smit) van 7 en 8 mei 2013
[3] Deze paragraaf is gebaseerd op  de correspondentie tussen het Abbemuseum en Charles Vos. https://mediabank.vanabbemuseum.nl/vam/start/beheersarchief?fc=browse&usermeta=keywords&query=Charles%20Vos#nav_bsr0
maandag, 29 april 2013 00:00

Willibrordus (Katwijk)

WILLIBRORDUS (KATWIJK)
Adres: De Wilbert, Overrijn 7 Katwijk
Keramiek
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1940]
Afmetingen: Sokkel: hoogte 78cm, breedte 60cm (voorzijde) en diepte 34cm; Beeld: hoogte 154cm, breedte 58cm en diepte 31 cm
 
De Wilbert gelegen aan de Overrijn in Katwijk aan den Rijn dateert uit 1722. De toenmalige buitenplaats "Hof van Katwijk", (Overrijn 7) werd in 1831 door de Jezuïten aangekocht en in gebruik genomen als Rooms Katholiek gymnasium "voor jongeheeren uit den beschaafden stand " (St. Willebrord genaamd). In 1928 werd de school verplaatst naar Den Haag.
De Franciscanen vestigden in 1929 in de gebouwen een missieklooster voor de opleiding van jonge priesters die na hun opleiding uitgezonden konden worden naar missiegebieden; het werd bekend onder de naam Missiecollege. In 1964 werd het klooster opgeheven. Sinds 1966 maakt het pand deel uit van een bejaarden- en verzorgingstehuis van een zorginstelling en kreeg de naam "De Wilbert". Vanaf 2012 is in het hoofdgebouw een gedeelte van de gemeenteambtenaren gehuisvest.

23326a 

foto: uit boek Fennes "Missie volbracht"

De eerste steen van de kapel werd gelegd met Pinksteren 1878 en op 21 juni 1879 volgde de inzegening. Architect was Alfred Tepe. Tal van kunstenaars leverde een bijdrage aan de inrichting van de kapel. Charles Vos maakte in 1940 een beeld van 'Sint Willibrordus'. Het was een geschenk aan het Missiecollege ter gelegenheid van het 25- jarig priesterfeest van een der paters.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de kapel getroffen door een bominslag. Na de oorlog werd de kapel afgebroken en herrees elders op het terrein een nieuwe kapel.
In de verbouwde kapel kwamen in de wand gebeeldhouwde kruiswegstaties. Ook vond het beeld van Vos daar een plaats. Het beeld staat nu in de hal bij de receptie van het huidige "De Wilbert" (Marante) . [1]

Willibrordus (Northumbria, omstreeks 658 - Echternach, 7 november 739)
Willibrord werd geboren als zoon van pas bekeerde ouders en werd als zevenjarige jongen door zijn vader Wilgis als oblaat toevertrouwd aan het klooster van Ripon nabij York in Engeland, voordat zijn vader zelf als kluizenaar ging leven. In Ripon groeide Willibrord op onder invloed van Sint-Wilfridus (Egbert), de bisschop van York. Wilfrid verzette zich tegen de toen heersende Keltisch-katholieke traditie en was een voorstander van de Romeinse ritus. Op zijn 20e vertrok Willibrord naar Ierland. In de Abdij van Rathmelsigi onderwierp hij zich aan een regime van strenge tucht. Tien jaar later, hij was toen 30 jaar oud, werd hij daar in 688 tot priester gewijd.
Volgens de latere schrijver Alcuinus was Willibrord vervuld van de geest van "peregrinatio", de mystieke wens om het aardse thuis te verruilen voor de bekering van heidense volken en reisde Willibrord in 690 met elf of twaalf gezellen, onder wie Werenfried van Elst, via het huidige Katwijk naar Friesland om het voorbeeld te volgen van Jezus Christus die rondtrok om zijn boodschap te verkondigen. Willibrord begon daar met zijn kersteningsmissie van de Friezen, die zich soms tegen de kerstening hadden verzet.
Van daaruit bezocht Willibrord een groot gebied dat zich uitstrekt van de Lauwerszee tot België en Luxemburg toe.
Van het einde van Willibrords leven is niets bekend, behalve dat hij voor zijn dood zijn opvolging had geregeld en zijn grote bezittingen  had toegekend.
Willibrord stierf op 81-jarige leeftijd en werd op eigen verzoek begraven in Echternach. Heden ligt Willibrords graf in de crypte van de basiliek van de Abdij van Echternach.[2]

 

23326b

Het beeld van Willibrord (op console) staat op blok van keramiek waarvan de voorzijde smaller is dan de achterzijde en de zijkanten licht gebogen zijn. Op het blok aan de voorzijde is bovenaan een afbeelding van de aankomst per schip (aan de rechterzijde voor de toeschouwer) van de Heilige Willibrod. Hij loopt richting een drietal personen, een geknield met kind en een ander die smekend zijn armen vooruitsteekt. Achter de heilige is nog een persoon uitgebeeld. Onder de afbeelding de tekst "ST. WILLIBRORD".

Aan de rechterzijkant is een ontspringende bron afgebeeld, aan de andere zijde de Dom van Utrecht.
Willibrord is afgebeeld in zijn bisschopsgewaad zonder de bisschopsmijter, maar hij is wel voorzien van een hoofddeksel. Met zijn linkerhand maakt hij een zegenend gebaar. In zijn andere hand houdt hij een staf in het midden vast die bovenaan tegen zijn zegenende arm leunt. De staf staat voor zijn linkervoet op de grond waar een bron ontspringt.
 
23326d
 
 
23326c
 
 
 
23326e 23326f
 
 

In De Tijd wordt het beeld van Willibrordus omschreven: ".. kenmerkt zich door een stoeren opzet, met breede plastische vlakken. Het "volksche"karakter van Vos verloochent zich nimmer en zijn vormgeving, die steeds barok is van allure, komt ook hier tot uiting." [3]

Een andere krant schreef: [4]
"Sinds eenigen tijd verheugt zich het missiecollege der paters franciscanen te Katwijk aan den Rijn over een bijna levensgroot beeld van zijn patroonheilige, vervaardigd door den Maastrichtschen kunstenaar C. Vos. Het beeldhouwwerk bestaat uit een voetstuk en het eigenlijke beeld, beide uitgevoerd in keramiek, zooals de bekende kruiswegstaties van denzelfden kunstenaar in de franciscanen-kerk der zogenaamde Huskenskolonie te Heerlerheide. Het beeld stelt den heilige voorals bisschop en geloofsverkondiger. De rechterhand houdt hij zegenend opgeheven en met de linker omknelt hij het kruis aan welks voet een bron ontspringt. Uit de figuur spreekt zoowel innerlijke kracht als teederheid, gelijk ons uit de spaarzame oude kronieken tegenstraalt. Het geheel is van een gezond realisme, waaraan nochtans een barokke zwier niet vreemd is. Wegens onvoldoende licht ter plaatse, als gevolg van de verduisteringsmaatregelen, geeft het linkerbovengedeelte van de foto slechts een gebrekkige weergave van het origineel.Het voetstuk toont aan de voorzijde de landing van onzen nationalen heilige te Katwijk. Hier treft vooral de groote levendigheid, nog verhoogd door den glans van de keramiek, die bovendien door haar groenige kleur de suggestie wekt van de zee. Aan weerszijden van het voetstuk zijn nog eenige symbolische figuren aangebracht. De Maastrichtse kunstenaar heeft met dit beeld wederom blijk gegeven van een prachtige beheersching der materie. Alles leeft tot in zijn kleinste onderdeelen, is speelsch en gevoelig in weerwil van den monumentalen opzet. Het beteekent dan ook een kostbare aanwinst voor het Missiecollege, waaraan het beeld als geschenk werd aangeboden bij gelegenheid van het vijfentwintigjarig priesterfeest van een der paters".


[1] Fennes Harry, Missie geslaagd, Van Heerenschool tot De Wilbert van stof ontdaan; Nieuwtjes over het Rijndorp Katwijk 1811-1966 Katwijk 2011; www.katwijk.nl, fietsroute Open Monumentendag 2012; email G. Bol 6 juni 2013; email H.Fennes 13 juni 2013
[2] Wikipedia, april 2013
[3] De Tijd van 18 juli 1940
[4] Fennes Harry, Missie geslaagd, Van Heerenschool tot De Wilbert van stof ontdaan; Nieuwtjes over het Rijndorp Katwijk 1811-1966 Katwijk 2011 blz. 47; 
Het Gildeboek, jrg. 23 no 4, december 1940, blz. 113

 

Heilig Hart van Jezus

Adres: Van Akenweg 63, 6218 HL Maastricht
Architect:         Kayser, J
                        Sprenger, W
                        Boosten, A
Kunstenaars:   Nelissen, Jean
                        Vos, Charles
                        Weerts

In 1876 schonk burgemeester Van Aken van Maastricht zowel een perceel grond als een som geld om de bouw van een kerk in Oud Caberg mogelijk te maken.
Architect Kayser maakte het ontwerp, de eerste steenlegging vond al plaats op 24 april 1876, de inzegening volgde op 20 januari 1877. [1]
De toren dateert uit 1900 en werd ontworpen door W. Sprenger. Het koor kreeg zijn huidige vorm in 1936-'37 naar plannen van A. Boosten.[2]

Werk van Charles Vos:
 
Groot altaarkruisbeeld
cadeau voor pastoor Joosten, 1939
Joosten werd op 1 juli 1888 te Panningen en te Roermond tot priester gewijd op 28 maart 1914.
Na eerst twee jaar als priester te hebben gewerkt in Haelen, werd hij in Maastricht benoemd tot kapelaan van de OLV-basiliek. Daarnaast was hij directeur van het Patronaat, adviseur van de R.K. Werliedenvereeniging en godsdienstdocent aan de H.B.S. in het Villapark.
In december 1935 werd hij benoemd tot pastoor van de parochie Oud Caberg. Hij stond voor de moeilijke taak om het kerkgebouw te vergroten. Dit werk nam hij voortvarend ter hand. In augustus 1936 werd de eerste spade voor de nieuwbouw (ontwerp van architect A. Boosten) door mejuffrouw Van Aken in de grond gestoken.
Ook blies hij het verenigingsleven in zijn parochie nieuw leven in.
In april 1939 werd zijn zilveren priesterjubileum gevierd. Op Paasmaandag werd hem een groot feest aangeboden. Hij kreeg als cadeau een groot staand (klopt niet, is een kruisbeeld dat aan een tweetal kettingen hangt jp) altaarkruis. Dit kruis was vervaardigd door Charles Vos. [3]
Het kruisbeeld, zonder kruis, is opgehangen aan een tweetal kettingen. Het lichaam van Christus is uitgemergeld. Hij draagt op zijn hoofd, dat naar links afhangt, een doornenkroon. Zijn voeten zijn over elkaar vastgenageld. Opvallend is de grote lendedoek, aan de voorzijde vastgeknoopt en aan de achterzijde hangend tot onder de knieën.

 

2258


[1] Term van, Kerken Maastricht, Maastricht 1979 blz 82-83
[2] www.kerkgebouwen-in-limburg.nl , april 2013
[3] Limburger Koerier 27 maart 1939
GRAFMONUMENT VERRIJZENDE CHRISTUS (Tegelen)
Begraafplaats Tegelen
Kerkhoflaan 10c, 5931 LN Tegelen
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1937]
 
In Tegelen werd rond 1935 een nieuwe methode van kleibewerking toegepast: het vervaardigen van kunstvoorwerpen uit klei gebakken. De methode werd ook toegepast op de zogenaamde kerkhofkunst. Het was de bedoeling om grafmonumenten op te trekken uit bakstenen, reliëfs en beelden uit klei. Piet Peeters (Tegelen, 9 mei 1889 - Heer, 14 juli 1950), kunstschilder en beeldhouwer, wist verrassende resultaten op dit gebied te bereiken. Zijn monumenten en de door in zijn opdracht door Charles Vos uitgevoerde werken, werden op het kerkhof in Tegelen geplaatst en trokken zeer veel belangstelling.
Het door Charles Vos ontworpen grafmonument is vervaardigd uit lilliputter-glazuurstenen in violet, groen en zilvergrauw. Hierin werden een drietal tegels aangebracht, die een zinnebeeldige voorstelling zijn van geloof, hoop en liefde. De meest op de voorgrond tredende figuur is een reliëf van de verrijzende Christus, in klei geboetseerd en bruin geglazuurd. Ook de naamborden zijn uit klei vervaardigd.[1]
De nieuwe ontwikkelingen hebben geleid tot de oprichting van de Stichting Tegelsche Keramiek en Volkskunst met als doelstelling: „den smaak van het geheele volk op het gebied van religieuze voorstellingen en uitbeeldingen te veredelen door - met in achtneming der liturgische en kerkelijke voorschriften - deze voorstellingen en uitbeeldingen op een hooger peil te brengen en te zorgen, dat deze kunstproducten binnen het bereik van ieder kunnen komen." Verder meldt het doel der stichting nog: „De instandhouding en de ontwikkeling der speciale Tegelsche volkskunst."[2]
 
Er is slechts een afbeelding van zeer matige kwaliteit voor handen. Het grafmonument is opgebouwd uit een drietal delen omzooimd door een gemetselde laag stenen. Beneden en boven is een laag stenen in de lengterichting op elkaar gemetseld. In het middenstuk is afwisselend een steen in de breedte met daar bovenop twee stenen in de lengterichting gemetseld.
In het onderste gedeelte is een plaquette met de gegevens van de overledene(n) met rondom een gemetselde laag stenen. De gegevens van de overledene(n) zijn door de slechte kwaliteit van de afbeelding onleesbaar.
In het middendeel zijn afbeeldingen op drietal tegels (geloof, hoop en liefde). Ook hier speelt de slechte kwaliteit van de afbeelding een rol.
In het bovenste gedeelte is het reliëf van de verrijzenis van Christus. Een uitgemergelde Christus, omhuld in de lijkwade, staat op uit het graf. In zijn rechterhand houdt hij een kruisstaf net onder de dwarsbalk vast. Met zijn andere hand maakt hij een zegenend gebaar.

 

23245 23245b


[1] LD 29-05-1937; De Tijd 29-05-1937; LK 26-06-1937
[2] De Tijd 18-04-1937