www.charlesvos.nl

DefaultCms2CmsCategory

DefaultCms2CmsCategory (313)

woensdag, 29 juli 2009 00:00

Ariëns ( Rolduc-Kerkrade)

ARIËNS (Rolduc, Kerkrade)
Adres: Rolduc, Kerkrade
Standbeeld Alfons Ariëns
Eikenhout
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1938]
Afmetingen: hoogte 95cm, breedte 41cm en diepte 28cm
Teksten op de sokkel:
voorzijde: Ariëns Rolduc 1870-1878 (zijn tijd in Rolduc)
linkerzijde: 26-4-1860 Utrechts (geboorteplaats en datum van geboorte)
rechterzijde: 7-8-1928 Amersfoort (plaats overlijden en overlijdensdatum)
Als materiaal diende een zware balk afkomstig uit het oude-Rolduc. Op 6 juli 1938 was het beeld gereed gekomen. [1]
 
De rooms-katholieke priester Alfons Ariëns (1860-1928) was de grondlegger van de katholieke arbeidersbeweging. Als één van de eerste geestelijken stelde hij dat het bestrijden van armoede geen kwestie is van liefdadigheid maar van sociale gerechtigheid. Hij ontplooide zijn activiteiten in Enschede, maar kreeg al snel landelijke bekendheid. Ariëns is ook bekend als drankbestrijder.
Na de lagere school ging de begaafde leerling op tienjarige leeftijd naar de katholieke elite-kostschool in Rolduc bij Kerkrade. Daar volgde hij tussen 1870 en 1878 de humaniora- en filosofie-opleiding  (zie tekst op de sokkel). [2]
 
In het Roduc's jaarboek van 1938 [3] staat in het jaaroverzicht op 20 juni "we komen in het bezit van een geslaagd beeld van een der beste oud-leerlingen van onze school nl. wijlen Mgr. Dr. Alphons Ariëns. Het is een kunstwerk van den Maastrichtsche beeldhouwer (tevens oud-leerling van Rolduc) Charles Vos."
"Na maandenlang uitstel wegens exposities in Maastricht en Nijmegen (universiteit), werd op 30 oktober 1938 het eikenhouten beeld onthuld."
Het beeld, nog door een gordijn aan het oog ontrokken, was geplaatst in een nis is in de groote, witte gang". Na het Lof hield de directeur bij het beeld een korte toespraak. Hij zei "dat het beeld is bedoeld als een warme hulde van Rolduc aan zijn eminenten, hoogst verdienstvollen en edelen oud-leerling. Het wordt er geplaatst als een mooi voorbeeld ter navolging voor degenen, die evenals hij hun geestelijke en wetenschappelijke vorming binnen Rolducs muren ontvangen, terwijl het tevens kan meewerken om het vertrouwen op te wekken op Ariën's voorspraak bij God in de hemel."
Na de toespraak werd het beeld onthuld waarna de feestelijkheden werden voortgezet in de aula. [4]
Op de dag van de onthulling hield prof. Gerard Brom uit Nijmegen een rede onder de titel "Van leerling tot meester": het thema was het grote historische belang van Ariëns en diens verleden als Rolducien. Brom benadrukte verder de geestelijke betekenis van Rolduc voor Nederland. In Rolduc wordt volgens Blom de basis gelegd voor Ariëns latere optreden. Hij had er "staal in zijn bloed en een vonk in zijn hart" gekregen. De avond werd afgesloten door een massaal gezongen "Leve Rolduc" en "Aan U o Koning der eeuwen".
Het is een betrekkelijk traditionele uitbeelding. Vanwege de voorbeeldfunctie die het beeld moest krijgen, heeft Vos waarschijnlijk gekozen voor een herkenbaar en voor een brede doelgroep vooral "leesbaar" beeld.  Ariëns (de meester) slaat zijn linkerarm om zijn leerling heen, en pakt met zijn rechterhand de hand van de leerling vast. [5]
Rolduc heeft zijn oud leerling allereerst en allermeest den sociale priester willen eren en hem als zodanig ten voorbeeld willen stellen aan al wie Rolduc voor kortere of langere tijd bezocht. In de eerste plaats natuurlijk aan de leerlingen van wie velen straks geroepen zullen worden de priesterlijke waardigheid te ontvangen. En de leerlingen die een meer of minder voorname plaats de lekenwereld wacht, hebben van de beeldengroep de les af te lezen dat hand-in-hand gaan van priester en leek een stevige waarborg biedt voor goed en vruchtbaar maatschappelijk werk. En dat de heel de samenleving op hoger peil wordt gebracht, indien dat werk verricht wordt in de menslievende en opgeofferde geest, als uit deze beeldengroep spreekt. [6]

otpbm03a otpbm03b

                                                                                                                         foto: jaarboek Rolduc


[1] Een beeld van Dr. Ariëns op Rolduc. Limburger Koerier 6 juli 1938
[2] www.katholieknederland.nl, 2008
[3] Rolduc's jaarboek XVIII 1938, Roermond 1938, blz. 23
[4] Inwijding van het beeld van Mgr. A. Ariëns in Rolduc's jaarboek XIX 1939, Roermond 1939 blz. 56-57
[5] Pouls, "werken aan werkelijk vitale katholieke cultuur, Publications LGOG jaarboek 2004, Maastricht 2005
[6] Jaarboek Rolduc jrg 18, 1938

 

 

 

 

 

 

woensdag, 29 juli 2009 13:16

Nolens (Mgr. Nolenspark, Venlo)

NOLENS (Mgr. Nolenspark, Venlo)
Adres: Mgr. Nolenspark, Venlo
Standbeeld Nolens
Brons. Het beeld staat op een console die uit drie op elkaar gestapelde marmeren blokken bestaat.
Gesigneerd (op de achterzijde op een bronzen plaatje "Ch.Vos FEC."), niet gedateerd [1953
 
 
Mr. B. Berger, de burgemeester van Venlo, richtte de Stichting tot Bevordering van 't Cultuurbezit der gemeente Venlo op en werd er ambtshalve voorzitter van. Naast de burgemeester waren in het bestuur vertegenwoordigd het college van B. en W., de gemeenteraad, de gemeentespaarbank en een prominente Venlose vereniging op cultureel gebied "De Nienwe Blauwe Bloem".
Omstreeks 1938 werd aan de Limburgse beeldhouwer Charles Vos opdracht gegeven tot het maken van een ontwerp voor een Nolens-monument. Vos heeft zich van deze opdracht gekweten en in oktober 1951 werd aan hem de opdracht tot het maken van een bronzen standbeeld van Dr. Nolens bekrachtigd door een stichting.
Deze stichting ontving krachtens een  raadsbesluit o.m. fondsen uit de overwinst van de gemeente-spaarbank. Voor de oprichting van een Dr. Nolens-monument had de stichting ook de beschikking over de gelden van het burgemeester Bergerfonds, geld dat ingezameld was ten behoeve van een verzetsmonument in Venlo. [1]
De onthulling van het monument vond plaats op zaterdag 3 oktober 1953 in het Kleine Park in Venlo in aanwezigheid van talrijke hoogwaardigheidsbekleders. De heer Berger, voorzitter van de stichting, heette iedereen van harte welkom. Hij sprak een bijzonder woord van dank aan de directie van de Staatsmijnen voor hun medewerking aan het totstandkoming van het monument.
De onthulling werd verricht door de voorzitter van Tweede Kamer dr. L. Kortenhorst. Vervolgens hield hij een feestreden. Aan het einde van zijn toespraak bracht hij nogmaals lof aan de beeldhouwer Charles Vos "door Nolens in zijn meest verheven hoedanigheid uit te beelden, nl. als priester, als middelaar tussen het aardse en bovenmenselijke, tussen de mensen en God, ontvangt ons dankwoord aan deze eenvoudige mens nog een inniger en meer mystieke klank. Ons dankwoord brengen we niet aan dit schepsel, maar ons aller Meester, wijl Hij ons in de persoon van Nolens een onschatbare genade heeft geschonken."
Namens Hare Majesteit de Koningin legde jhr. mr. Smits van Oyen Eckant een vorstelijke krans aan de voet van het monument.
Tenslotte droeg de heer Berger het monument over aan de Gemeente Venlo.
Een krant schreef:
"Dit dwingende van Nolens' geest heeft de kunstenaar Charles Vos zo realistisch uitgebeeld, dat de redenaar van vandaag de neiging moet onderdrukken om als weleer zijn vroegere fractieleider van terzijde aan te zien en hem niet zonder vrijmoedigheid te vragen: "Monseigneur, wat vindt u, zal ik zo dadelijk een woordje zeggen?" Het antwoord zou dan geluid hebben: Doe het maar, maak het niet te lang, gebruik geen superlatieven, wordt niet persoonlijk en blijf zakelijk." [2]
 
De Limburgse priester Wiel Nolens (1860-1931), Limburgse priester en staatsman. Dé grote voorman van de katholieken in de eerste helft van de twintigste eeuw. Tot hij in 1896 Tweede-Kamerlid werd, was hij docent aan het College Rolduc. Behoorde tot de meer democratisch gezinde katholieke Kamerleden. Was pleitbezorger van sociale wetgeving en van de belangen van de mijnwerkers. In 1910 fractievoorzitter, in welke functie hij later als voorzitter van de grootste regeringsfractie een belangrijk stempel op de Nederlandse politiek drukte. Formeerde het eerste kabinet-Ruys. Verklaarde in 1926 alleen in uiterste noodzaak met de socialisten te willen regeren. Een veel minder goed spreker dan zijn voorganger Schaepman, maar desondanks zeer gezaghebbend in de Kamer. Kende geen enkele persoonlijke eerzucht.
 
Het beeld staat op een console die uit drie op elkaar gestapelde marmeren blokken bestaat.
Op de achterzijde van de console is een bronzen plaquette met bovenaan een wapen, en vervolgens de tekst
"MGR. PROF. DR. W.H. NOLENS
GEBOREN TE VENLO 7.9.1860
OVERLEDEN TE 'S GRAVENSHAGE 27.8.1931
BEGRAVEN TE VENLO 2.9.1931
MINISTER VAN STAAT
PRONOTARIUS APOSTOLICUS
BUITENGEWOON HOOGLERAAR".
Op de achterzijde van de console is een bronzen plaatje met de tekst 
"CH.VOS FEC."
Op de achterzijde van de plaat waarop het beeld staat, is in wit uitgekrast
"A.BINDER BRONS-GIETERIJ".
Op de voorzijde van de console is een bronzen plaatje met de tekst
"MGR NOLENS".
Op een voetstuk staat Nolens ten voeten uit met zijn rechterbeen iets vooruit. Hij draagt zijn religieuze kleding met daarover heen een opgevallen mantel over de schouder. In zijn rechterhand houdt hij een boek. Zijn linkerarm houdt hij langs zijn lichaam. Hij kijkt streng vooruit en zijn ogen zijn gesloten.

 

otpbm02a

 

otpbm02b otpbm02c

 

otpbm02d otpbm02e


[1] Limburgs Dagblad 31 oktober 1951
[2] Limburger Dagblad 5 en 6 oktober 1953; De Tijd 5 oktober 1953
woensdag, 29 juli 2009 00:00

Buiten Maastricht

 

 

 

 

 

U kunt in de linkerkolom kiezen uit de verschillende werken

 

 

 

 

otpbm15c

 

 

 

Fontein DSM Heerlen

 

HENRI HERMANS DODENMASKERS (RHCL-Theater aan het Vrijthof)
Er zijn drie exemplaren:
Violist Jules Dreissen (verloren)
RHCL, Sint Pieterstraat 7, 6211 JM Maastricht
Theater aan het Vrijthof, Vrijthof Maastricht (niet aangetroffen)
Charles Vos vormde van het gezicht van Henri Hermans een drietal dodenmaskers.
Het eerste kwam terecht bij de violist Jules Dreissen en is na diens overlijden in 1949 verloren gegaan. [1]
Het tweede was jarenlang in het bezit van de heer W. Graatsma te Maastricht, die het in 1997 schonk aan het Gemeentearchief.  [2]
Het derde was in bezit van de altist en fluitist Adriaan van der Weele, die in 1947 aan het MSO verbonden was. Dit exemplaar is aan het LSO geschonken en heeft thans een plaats in het Theater aan het Vrijthof te Maastricht. [3]
De in 1883 geboren Hermans werd al op vijftienjarige leeftijd tot organist in zijn geboorteplaats Nuth benoemd. Na een studie aan het kerkmuziekconservatorium, het Gregoriushaus te Aken, begon hij een pianopraktijk. Nadat hij in 1902 tot organist en koordirigent van de Onze-Lieve-Vrouwekerk was benoemd, verliet Hermans de ouderlijke woning, en vestigde zich in Maastricht. Met het behalen van de gouden medaille voor orgel in
1908, rondde de jonge Hermans zijn studie aan het conservatorium te Luik af. Tussen 1911 en 1914 volgde Hermans nog een studie directietechniek aan de Musikhochschule te Keulen.
Hermans' carrière bij het MSO begon in 1911 toen hij als pianodocent aan de muziekschool werd benoemd. Nog geen vijf jaar later, in 1916, mocht Henri Hermans zich directeur van de stedelijke muziekschool en eerste dirigent van het stedelijk orkest noemen. Vanaf zijn benoeming stelde Hermans alles in het werk om zowel de muziekschool als het orkest naar een hoger niveau te tillen. Tot dat doel werden zowel school als orkest regelmatig met door hem ontworpen reorganisatieplannen geconfronteerd. Zo werd in 1925 de school gesplitst in een muziekschool en een muzieklyceum, waardoor zijn grootste ideaal, het vestigen van een muziekvakopleiding in Limburg, werd verwezenlijkt. Bij het orkest had verbetering van de discipline zijn eerste prioriteit. Langzaamaan werd ook het repertoire aangepast. In 1936 stootte Hermans, die al eerder als gevolg van zijn vele taken overspannen was geraakt, een deel van zijn werkzaamheden af. Hij vroeg en kreeg ontslag aan de muziekschool. Vanaf dat moment kon hij zich geheel aan het orkest wijden.
Tijdens zijn lange carrière bij het MSO werd zijn inventieve vermogen echter meerdere malen danig op de proef gesteld. Zo had de economische crisis in de jaren dertig uiteraard ook voor het MSO grote gevolgen. De orkestleden werden op hun salaris gekort en er vloeide minder subsidiegeld binnen. Dat ook de periode '40-'45 grote invloed op het functioneren van het MSO heeft gehad, behoeft geen betoog. [4]

 

ospm24

in RHCL


[1] Dijk, van Hans, Henri Hermans (1883-1947), Maaslandse Monografieën deel 64, Hilversum 2002: mededeling mevrouw Marita Dreissen, Krimpen aan de IJssel dd 12 januari 1997
[2] Dijk, van Hans, Henri Hermans (1883-1947), Maaslandse Monografieën deel 64, Hilversum 2002: Gemeentelijk Archief: Stedelijke Muziekschool doos 92 met verwijzing naar archief Hermans no. 624. Depot: 3.61, kast: 448, plank: 4
[3] Dijk, van Hans, Henri Hermans (1883-1947), Maaslandse Monografieën deel 64, Hilversum 2002
[4] www.historischhuis.nl, Rita Hooijschuur, juli 2009
woensdag, 29 juli 2009 00:00

Borstbeeld P. Debije (Stadhuis)

BORSTBEELD P. DEBIJE (Stadhuis)
Adres: stadhuis Maastricht, Markt Maastricht (in de hal aan de rechterzijde)
Bronzen borstbeeld van Pie Debije (Maastricht 24 maart 1884- Ithaca VS 2 november 1966)
Gesigneerd en niet gedateerd [1939]. [1] 
 
Debije ging na het doorlopen van de lagere en middelbare school in Maastricht in 1901 naar de universiteit van Aken. Hij studeerde wiskunde en klassieke natuurkunde en kreeg in 1905 een graad in de elektrotechniek. In 1907 publiceerde hij zijn eerste paper, een mathematisch elegante oplossing van een probleem over elektrische kringstromen. In Aken studeerde hij onder de begeleiding van Arnold Sommerfeld, die later beweerde dat zijn grootste ontdekking Peter Debije was.
In 1906 kreeg Sommerfeld een aanstelling in München en nam Debije mee als assistent. In 1908 promoveerde hij met een proefschrift over stralingsdruk.
In 1911, toen Albert Einstein een aanstelling aannam als hoogleraar in Praag, nam Debije Einsteins oude hoogleraarschap in Zürich over. Hierna volgden verhuizingen naar Utrecht in 1912, Göttingen in 1913, terug naar Zürich in 1920, Leipzig in 1927 en Berlijn in 1934, waar hij directeur van het Kaiser Wilhelm Instituut werd. Daar zag hij toe op de bouw van nieuwe laboratoria en ontwikkelde het instituut tot het huidige goed bekend staande Max Planck Instituut in 1938.
In 1936 ontving hij de Nobelprijs voor de scheikunde "voor zijn bijdragen aan de studie van de structuur van moleculen", waarbij vooral gerefereerd werd aan zijn werk aan dipoolmomenten en Röntgendiffractie
Van 1937 tot 1939 was Debije voorzitter van de Deutsche Physikalische Gesellschaft. In de weken na de Kristallnacht heeft hij de laatste Joodse leden gevraagd hun lidmaatschap bij hem op te zeggen. Na de brief van 9 december 1938 meldden zich vijf leden. Volgens het rapport van het NIOD (zie verderop) handelde Debije uit opportunisme.
December 1938 ontdekten Hahn, Strassmann en Meitner de eerste kernreactie. Het Heereswaffenamt, niet blind voor de militaire mogelijkheden van deze ontdekking, besloot oktober 1939 het beheer over het Max Planck Instituut, tegen alle afspraken in, over te nemen. Volgens een overeenkomst met de Rockefeller-Foundation (de geldschieter bij de bouw) mocht het instituut niet voor oorlogsdoeleinden worden gebruikt. Debije werd met verlof gestuurd. Toen hij een verzoek zijn Nederlands staatsburgerschap op te geven weigerde, werd hem ook de toegang tot zijn instituut ontzegd. Zo stapte hij op 23 januari 1940 in Genua op de boot naar de Verenigde Staten om daar volgens eerdere afspraken de Baker-Lectures te geven aan Cornell University in Ithaca (New York).
Op 23 juni 1941, toen hij al in de Verenigde Staten woonde, stuurde Debije echter een telegram naar Berlijn met het verzoek te mogen terugkeren op zijn post. Mogelijk verzonden om familieleden in Berlijn niet in gevaar te brengen, want op 14 augustus 1941 diende hij een verzoek in voor het verkrijgen van een Amerikaans paspoort. Uiteindelijk bleef hij op Cornell, werd er hoogleraar en tien jaar lang hoofd van de scheikundige faculteit. In 1946 werd hij Amerikaans staatsburger. In tegenstelling tot de Europese periode van zijn leven, toen Debije elke paar jaar verhuisde naar een andere universiteit, bleef hij de rest van zijn carrière op Cornell. Hij ging in 1952 met pensioen, maar bleef onderzoeken tot zijn dood.
Veel van zijn werk op Cornell betrof het gebruik van lichtverstrooiingstechnieken (afgeleid van zijn werk aan Röntgenverstrooiing van jaren eerder) om de grootte en de moleculaire massa van polymeermoleculen te bepalen. Hij was hiermee begonnen naar aanleiding van zijn werk tijdens de Tweede Wereldoorlog aan synthetisch rubber, maar werd uitgebreid naar eiwitten en andere macromoleculen.
In april 1966 kreeg hij een hartaanval. In november van dat jaar volgde een tweede, die hem fataal werd. Hij stierf op 2 november.
 
In tegenwoordigheid van de volledige gemeenteraad en deputatie van leraren en leerlingen van het Stedelijke Lyceum - waar Peter Debije rond de eeuwwisseling de basis voor zijn wetenschappelijke loopbaan legde- werd de overledende op het "Plein" van het stadhuis van Maastricht, waar zijn een bronzen portretbuste staat opgesteld, herdracht aan het begin van de raadsvergadering op dinsdag 8 november 1966. [2]
Hij was reeds in bezit van de gemeentelijke eremedaille. [3]
In 2006 ontstond een controverse over het verleden van Debije in Nazi-Duitsland. De inzet van de discussie is de vraag of Debije een opportunist was, en of men nu wel of niet prijzen, instituten en straten naar hem kan noemen. [4]
Op 27 november 2007 presenteerde het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) een onderzoek uitgevoerd door dr. Martijn Eickhoff over deze zaak, waarin werd geconcludeerd dat Debije gekenmerkt werd door een combinatie van idealisme en opportunisme en werd gesteld dat hij de continuïteit van zijn onderzoek liet prevaleren boven solidariteit met zijn joodse collega's. [5]
Op 9 november 1939 werd in het stadhuis van Maastricht het bronzen beeld van Debije onthuld in aanwezigheid van Burgemeester en Wethouders van Maastricht, de voorzitter en de leden van het huldigingscomité en prof. Debije met zijn moeder.
Schaepkens van Riempst, als voorzitter van het huldigingscomité, sprak een feestrede uit. Hij ving aan met de zin "een volk, dat zijn grote mannen eert, eert zichzelf". Hij bedankte vervolgens allen die hun medewerking aan de tot stand komen van het beeld hadden verleend, met een speciaal woord van dank aan de maker Charles Vos. Daarna schetste hij de levensloop van Debije. Na de toespraak droeg hij het beeld over aan de burgemeester.
Nadat de burgemeester had gesproken en prof. Debije dankwoorden tot allen had gericht, begaven allen zich naar de Gemeentelijke H.B.S., waar in aanwezigheid van alle leerlingen, een tweede borstbeeld, dat in de H.B.S. geplaatst zou worden, werd overgedragen.[6]
Het borstbeeld
Debije is "en face" afgebeeld met achterover gekamde haren en zijn blik op de toeschouwer gericht. Hij draagt een colbertjasje met daaronder een overhemd met stropdas.

Een tweede exemplaar was in de Stedelijke H.B.S. te Maastricht (apart artikel)

 

ospm23a

     foto: De Katholieke Illustratie nov. 1939 onthulling van het borstbeeld 
                                                van links naar rechts: burgemeester jhr. Michiels van Kessenich, Charles Vos, de beeldhouwer,
    de moeder van den geleerde, mevrouw Debye, professor P. Debye
                      en de voorzitter van het huldigingscomité, de heer j. Schaepkens van Riempst

 

ospm23c

 

ospm23d

 herdenking in het stadhuis van Maastricht op 8 november 1966

 


[1] Paulussen, Charles Vos, beeldhouwer te Maastricht, Maastricht 2002 (CD-rom)
[2] Overhof S, Jaarboek Maastricht 1966
[3] Overhof S, Jaarboek Maastricht 1966
[4] Hovens, De kleine geschiedenis van Limburg in 25 dagen, dag 23: Pieter Caljé, Onderwijs en wetenschap blz 92
Zwolle, 2010
[5] Wikipedia, november 2008
[6] Prof Debije gehuldigd. Onthulling van borstbeeld voor de gemeente Maastricht, Het Vaderland, staats- en letterkundig nieuwsblad, 9 november 1939 (avondeditie)
 

 

woensdag, 29 juli 2009 06:17

(voormalige) St. Bernardusschool

(voormalige) St. Bernardusschool

Adres: voormalige school (nu kinderopvang KIM) , Capucijnengang 10, Maastricht (vanuit de Capucijengang over de speelplaats naar links waar zich de hoofdingang bevindt; ook bereikbaar vanuit de Bogaardenstraat).

Beelden van Maria en St. Bernardus en een steen met kruis en vier kwartieren.
De school heeft, vreemd genoeg bij deze situering, een nagenoeg symmetrische plattegrond, waarbij de hoofdgevel georiënteerd is op het speelterrein. De hoofdingang wordt geflankeerd door beelden van Maria en St. Bernardus en wordt geaccentueerd door hoge ramen. [1]
Als raamomsluiting (onderaan) is een afbeelding van Maria (links) en St. Bernardus (rechts) aangebracht. Onder het raam is een steen met kruis aangebracht waardoor de steen in een viertal kwartieren is verdeeld.  In elk kwartier is een reliëf van een hoofd dat schuin naar beneden kijkt, aangebracht. (sterk verweerd)
 
Maria
Op een console is Maria gesluierd en in een ruim plooiende, openvallende mantel ten voeten uit afgebeeld, waarbij haar rechterbeen gebogen naar voren is geplaatst. Met haar gesloten ogen is haar hoofd naar beneden gericht. Met haar handen houdt ze de mantel vast.
 
Bernardus
Op een console is ten voeten uit St. Bernardus afgebeeld in ordekledij. Met bebaard gezicht en gesloten ogen is zijn gezicht naar beneden gericht. In zijn handen houdt hij zijn mantel vast. Op een naar beneden vallend lint staat de tekst (van boven naar beneden)  BERNARDUS.
De heilige Bernard of Bernardus van Clairvaux (Fontaine-lès-Dijon (bij Dijon), 1090 - Clairvaux, 20 augustus 1153) was een Franse abt en de belangrijkste stichter van de hervormende kloosterorde van de Cisterciënzers. Na de dood van zijn moeder in 1113 trad Bernard in Cluny toe tot de Cisterciënzer orde. Reeds drie jaar later kreeg hij opdracht om een dochterklooster te stichten, dat hij op 25 juni 1115 de naam Claire Vallée, 'van Clairvaux' gaf. Bernard predikte een onmiddellijke geloof, waarin de bemiddelaar de Maagd Maria was. In het jaar 1128 speelde Bernard een rol in het Concilie van Troyes, waarin hij de contouren van de Regels van de Tempeliers schetste, die al snel het ideaal van de christelijke adel werden.
Bij de dood van Paus Honorius II op 14 februari, 1130, brak er een schisma uit in de kerk. Koning Louis VI riep een nationaal concilie van de Franse bisschoppen bijeen in Étampes, waar Bernard werd gekozen om te oordelen over de rivaliserende pausen. In 1139 assisteerde Bernard bij het Tweede Concilie van Lateranen. Bernard hekelde de leer van Pierre Abélard bij de paus, die vervolgens het Concilie van Sens in 1141 bijeenroep om deze zaak verder af te wikkelen. Bernard zou zorgen dat een van zijn leerlingen, Bernard van Pisa, tot paus gekozen werd. Na eerder geholpen te hebben het schisma binnen de Kerk te beëindigen, kreeg Bernard nu de opdracht om de ketterij te bestrijden. In juni 1145 reisde Bernard naar het zuiden van Frankrijk en zijn prediking versterkte de steun tegen ketterij.
Na de Christelijke nederlaag bij het Beleg van Edessa droeg de paus Bernard op om in zijn predikingen op te roepen tot een Tweede Kruistocht. De laatste jaren van het leven van Bernard werden bezwaard door de mislukking van deze Tweede Kruistocht, waarvoor hij de hele verantwoordelijkheid in zijn schoenen kreeg geschoven. Bernard overleed op drieënzestigjarige leeftijd, na 40 jaar doorgebracht te hebben in het klooster. Hij was de eerste Cisterciënzer monnik die werd opgenomen in de Heiligenkalender. Op 18 januari, 1174 werd hij door Paus Alexander III heilig verklaard. Paus Pius VIII gaf hem in 1830 de titel van "Doctor van de Kerk". Vanaf dat moment geldt hij ook als kerkleraar. [2]

 

ospm22a

 

ospm22b ospm22c

 


[1] Bisscherioux e.a., Architectuurgids van Maastricht, blz 27, Maastricht 1997
Schiphorst, A.J.N. Boosten 1893-1951, Rotterdam 2006
[2] Wikipedia, december 2008
TWEE DUELERENDE VOETBALLERS (voetbalveld VV Heer)
Adres: voetbalveld Heer (bij ingang), Laan in den Drink, Maastricht
Beeld: witte chamoet; Plaquette: marmer; Sokkel: baksteen
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1943-1944]
Afmetingen: Beeld: hoogte 94cm, breedte 72cm en diepte 42cm; Sokkel: hoogte 48cm, breedte 44,5cm en diepte 44cm
Marmeren plaquette op de voorzijde van de sokkel met het opschrift:
HIER RUST DE AS VAN
BÉR AARTS
1915-2000
ERE-LID
R.K.S.V. HEER
 
De keeper vangt de bal van een koppende voetballer.
Sinds 1972 siert dit beeld de toegang tot het sportpark van voetbalclub Heer. De beeltenis stelt twee duellerende voetballers voor en is gemaakt door Charles Vos.
Dit beeld da­teert van 1943-1944 en werd ver­vaardigd uit chamoet en is gebakken in de ovens van de Sphinx. Na vol­tooiing schonk Vos het beeld aan MVV.
 
Het verenigingsleven had een moeilijk bestaan in de oor­logsjaren 1940-1945. Het bestuur van MVV nam daarom het initia­tief om in 1945 een voetbaltoernooi te organiseren voor de voetbal­clubs van Maastricht. Zij stelde het door Charles Vos geschonken beeld als hoofdprijs ter beschikking. Het toernooi werd gewonnen door F.C.M. die het beeld zodoende in bezit kreeg.  De vereniging werd begin jaren '50 van de twintigste eeuw op­geheven en toen werd het beeld geschon­ken aan de scheidende voorzitter dhr. Bèr Loontjes. Tot 1972 sierde het zijn huistuin.
 
In de tussenliggende tijd wist de voetbalclub uit Heer uit een diep dal te klauteren en daarmee groeide haar aanhang en sympathie onder de supporters, waaron­der ook Bèr Loontjes behoorde. Hij vond dan ook dat dit mooie beeld beter tot zijn recht zou komen bij deze club en de schenking was een logisch gevolg. Jeu van Geleen (toen voorzitter) en Harrie Walraven (vice-voorzitter) bezorgden dit beeld een ereplaats bij de ingang van het sportpark.
Bij gemeente Maastricht werd ondertussen verslag [1] gemaakt over het zoekgeraakte beeld door de afdeling kunst, cultuur en onder­wijs in document. [2]
 

ospm21a ospm21b

 

 


[1] Onder nummer 00.080494. JG april 1994
[2] Ons weekblad, 16 mei 2007
woensdag, 29 juli 2009 06:11

Oorlogsmonument (Raadhuisplein)

OORLOGSMONUMENT (Raadhuisplein)
Adres: oud stadhuis Heer, Raadhuisplein, Maastricht
Bronzen reliëf op granieten plaat
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1949]
Afmetingen: hoogte 80cm en breedte 120cm 
 
Het Oranjecomité, onder voorzitterschap van burgemeester Kessen, nam het initiatief tot het oprichten van een monument ter nagedachtenis van de gevallenen tijdens de Tweede Wereldoorlog in de gemeente Heer (nu Maastricht). Om dit plan te verwezenlijken werden gelden ingezameld door genoemd Comité en, gesteund door het Gemeentebestuur van Heer, kon aan Charles Vos een opdracht verstrekt worden tot de vervaardiging daarvan.
Dit monument "Pro Patria" , dat in de voorgevel van het raadhuis werd ingemetseld, is op 11 september 1949 door het elfjarig dochtertje Jacqueline van de gesneuvelde militair, H.J. Willems, onthuld. Dit geschiedde in tegenwoordigheid van de familieleden der gevallenen, het Gemeentebestuur, militaire autoriteiten, vertegenwoordigers van het verzet en een deputatie van de Belgische verzetsbeweging. Het monument is toen in eigendom overgedragen aan de gemeente, die, uit piëteit voor degenen die hun leven lieten in de strijd voor de vrijheid van ons Vaderland, er altijd een licht bij laat branden.[1]  [2]
 
Het monument is een bronzen reliëf, bevestigd op een granieten plaat. Op het reliëf is een voorstelling aangebracht van een treurende vrouwenfiguur die haar rechterhand voor de ogen heeft geslagen omdat zij het geweld en verdere ontberingen niet wilt zien. In haar linkerhand draagt zij een palmtak. De palmtak is een symbool voor vrede en rust.
Links en rechts staan wapenschilden. Links een schild met de jaartallen 1940-1945 en twee gekruiste zwaarden. [3]
Rechts het wapenschild van Heer. Op dit schild staat rechts de Heilige Petrus (patroonheilige van de parochie St. Petrus Banden) met nimbus. Zijn handen zijn, in tegenstelling met het originele schild, niet geketend en hij is gekleed in een Romeinse toga. In zijn rechterhand houdt hij de Hemelse sleutel vast. Aan de linkerzijde staat St. Servaas met nimbus en bisschopsmijter. Hij strekt beide handen vooruit. Heer behoorde tot een van de elf banken waar de proost en het kapittel van St. Servaas de heerlijke rechten uitoefenden
Tussen de twee heiligen staat een schild dat door Petrus met zijn linkerhand wordt vastgehouden. Op het schild staat een dubbele rijksadelaar met in het midden een schildje met een sleutel.
De plaat wordt geflankeerd door twee bronzen lampen. De tekst op het monument luidt:
'PRO PATRIA'.
Hieronder zijn de namen van vijf oorlogsslachtoffers van de voormalige gemeente Heer aangebracht
H.G. Dirix, overl te Lund Zweden 23 mei 1945
G.Duijkers overl te Sachsenhausen D 23 feb 1945
W. Kuypers gesn. te Bourbon Fr 20 mrt. 1944
P.L. Ruyters gefus. te Bergen Limburg 2 mei 1943
H.J. Willems gesn. te 's Gravenhage 10 mei 1940
In de jaren negentig is de plaat vervangen door een nieuwe granieten plaat. De bronzen tekst  had in de loop der jaren groene (erosie) strepen op de originele plaat van een zachtere steensoort achtergelaten . De originele bronzen afbeeldingen en letters zijn weer teruggeplaatst.[4]
 
Wim Kuijpers
Wim Kuijpers heeft een dagboek bijgehouden tijdens de Tweede Wereldoorlog.[5]
Hieronder een samenvatting van zijn dagboek om een beeld te geven van een mens achter een naam op het monument.
Wim Kijpers wordt geboren op 14 juni 1917 te Heer (nu Maastricht). Tijdens de Tweede Wereldoorlog houdt hij het niet meer uit in Nederland en wil vluchten naar Engeland om deel te nemen aan de strijd tegen de Duitsers. Op 18 mei1942 vertrekt hij. Via Luik en Nancy bereikt hij Abbévilles. Daar steekt hij de Zwitserse grens over. Omdat de vooruitzichten op doorreizen via Zwitserland niet goed zijn, besluit hij terug te vluchten naar Frankrijk om van daaruit te reizen via Spanje. In Spanje krijgt hij na verloop van tijd de mogelijkheid om per boot naar Curacao te gaan. Via New York komt hij uiteindelijk in Canada aan waar hij in Guelph wordt ingekwartierd. In april 1943 gaat hij per schip naar Engeland. In juni start zijn opleiding tot Air Gunner. Na de voltooiing van de opleiding moet hij nog geruime tijd wachten totdat hij wordt ingezet bij bombardementen op Frankrijk. In de tussentijd heeft hij Audrey Wayling ontmoet waarmee hij op 16 oktober trouwt. Op 20 december is zijn eerste vlucht in de strijd tegen de Duitsers. Zijn team wordt regelmatig ingezet tot de fatale vlucht op 20 maart 1944 toen het vliegtuig door Duits afweergeschut wordt neergehaald bij Bourdon. De vier bemanningsleden komen om het leven. Zijn vrouw is dan inmiddels zwanger van hun zoon Wim jr. De dagboeken zijn na zijn dood aan de weduwe overhandigd. Na de oorlog is zij in contact gekomen met de familie Kuijpers in Heer.
 
 
Ruijters Peter Leonard
Geboren op 10 oktober 1892 te Echt. Hij woonde te Heer (nu gemeente Maastricht) en was adjunct-hoofdcommissaris van de CCD (Crisis Controle Dienst). De Sipo arresteerde hem op 1 mei 1943 wegens het opwekken tot deelname aan de April-Mei-staking. Op 2 mei 1943 werd hij ter dood veroordeeld en nog dezelfde avond in het natuurgebied De Hamert, samen met vier anderen, gefusilleerd. [6]

 

 

ospm20a

 

ospm20d  ospm20b ospm20c

 

 

 


[1] De verplichting brandt nu alleen nog in speciale gevallen.
[2] Venne, van de; Geschiedenis van Heer, Heer 1957, blz 208-209
[3] Mans, Limburgse verzetsmonumenten 1940-1945, Historische reeks Maastricht, Maastricht 1994
www.4en5mei.nl, april 2008
[4]  Mans, Limburgse verzetsmonumenten 1940-1945, Historische reeks Maastricht, Maastricht 1994
www.4en5mei.nl, april 2008
[5] Dijkman, Rob  Als ik ooit nog thuis kom. De oorlogsdagboeken van Engelandvaarder Wim Kuijpers, 2010
[6] Kooistra Jack, Represailles in Limburg, gewapend verzet en bloedige wraak 1940-1945 deel 12, Leeuwarden 2013, blz. 242
woensdag, 29 juli 2009 00:00

Mooswief (Markt)

MOOSWIEF  (Markt)[1]

Adres: fontein, Markt, Maastricht

't Mooswief
Beeld: Muschelkalksteen (hardsteen); Sokkel: Naamse steen; Fonteinbak: Naamse steen.
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1953-1954]
Afmetingen: Beeld 155cm x 85cm x 85 cm; Sokkel 170cm x 55cm x 55 cm; Fonteinbak 63,5cm x 1600 (omvang) x 480 cm (grootste doorsnede)
 
Een monument, opgericht op initiatief en in opdracht van het uit 1952 daterend "Comité tot Oprichting van een "Mooswief"-gedenkteken", waarin zowel vertegenwoordigers van de marktbewoners als de markt-kooplieden en de marktmeester zitting hadden. Het monument bestaat uit een standbeeld ter ere van "het Mooswief": de marktvrouw die trouw, weer en wind trotserend, vanuit Sint Pieter of Wolder met een handkar vol verse groenten naar de stad trok om op de markt onder andere haar aardappelen, rode kolen en spinazie aan de man te brengen. Ook was dit -op een guitige groentevrouw geïnspireerd- beeld bedoeld als een blijvende herinnering aan de destijds bijna uitgestorven generatie van "Mooswiever", de gemoedelijke, zwaarlijvige en ook door haar zware mand schommelende volksvrouwen.
Daarnaast wordt in dit beeld -de laatste schepping van Charles Vos- het folkloristische Maastrichtse Carnavalstype, het Mooswief, uitgebeeld; door Vos bedoeld als een symbool van de Maastrichtse Carnavalsvreugde. Charles Vos was als rasecht Maastrichtenaar een fervent Carnavalist: ieder jaar ontwierp hij praalwagens voor de optocht en werkte hij mee aan de "oprechte Mestreechter Vasteloavesgazet". De traditie om een Mooswief -de als groentevrouw vermomde levensgrote pop-op Carnavalszondag om 11.11 uur op het Vrijthof aan een paal omhoog te hijsen ter inluiding van het driedaags Carnavalsfeest, dateert uit 1954. In dat jaar werd 't Mooswief voor het eerst door de St. Pieternaren in feestelijke optocht naar het Vrijthof gevoerd, nadat in de twee daaraan vooraf­gaande jaren de Boschstraatbewoners een dergelijk Mooswief naar de Markt hadden gebracht. Het is dui­delijk dat het "actuele Mooswief" verband houdt met de aan Vos gegeven opdracht een Mooswief  in steen te vereeuwigen.
Op een foto (zie beneden) in het tijdschrift Het Zuiden van 27 februari 1954 poseerden de medewekers van de fa. Dotremont nadat zij het beeld geplaatst hadden.
Dit monument werd -een week nadat Charles Vos op vrijdag 19 februari 1954 was overleden- op Carnavals­zaterdag 27 februari onthuld door een man in een narrenpak, omhangen met rinkelende belletjes en opgesierd met het klatergoud van een kortstondige Prinselijke waardigheid.
Toen, in tegenwoordigheid van stedelijke, Hasseltse, Akense en Amerikaanse autoriteiten, van duizenden Carnavalvierders en van vele vrienden het “Mooswief”, Vos laatste beeld, in stemmige en piëteitvolle stilte onthuld werd, zorgde het monument zelf op het meest plechtige ogenblik voor de note gaie. Het bloemkool-ronde, kleine en fijntjes-glimlachende Moos­wief liet de doek niet los. En hoe de onthullende autoriteiten ook trokken, rukten en zwiepten, de doek bleef om de lachende kop zitten. Eerst toen de geachte onthuller op het beeld klom, kon het doek verwijderd worden. Dit gebeuren joeg onwillekeurig een spontane lach door de duizenden. En iedereen dacht meteen... dit is Vos, dit is de kleine, gemoedelijke, typisch Limburgse Charles Vos... midden in het dolste plezier plots dromend over een statie, een madonnabeeld, een verzetsmonument, en midden in de meest weemoedige stemming bereid tot een kwinkslag. [2]
Zo verliep de onthulling op de wijze, zoals Charles Vos het zelf zou hebben gewild, maar wel in stilte, waarbij menigeen zal hebben gedacht aan zijn op zijn ziekbed uitgesproken wens: "Een Mooswief dat alleen staat, is eigenlijk ook niets. Zo gauw als ik weer beter ben, maak ik er een Moosman bij; het idee heb ik al in mijn hoofd".
 
Het monument bestaat voorts uit een naar het ontwerp van architect J.L. A. Brouwers (1910- 1986) uitgevoerde, vijfhoekige en qua vormgeving als een vesting aandoende fonteinbak, waarin in het midden een vijfkantige sokkel is geplaatst, voorzien van vijf door de beeldhouwer R. Stultiens, leerling van Vos, vervaardigde bronzen sproeiers, die elk een ander dier voor­stellen. Daar het Mooswief is geplaatst op dat gedeelte van de Markt waar destijds wild, gevogelte en vis werden verkocht, koos Stultiens voor zijn sproeiers een gestroopt konijn, een eend, een ronde en een platte vis (schol) en een duif (vanwege de op de markt verkochte favoriete duivensoep).
Het Mooswief, breeduit staande, ten voeten uit afgebeeld op voetstuk, houdt haar hoofd met het olijk lachende gezicht en de omhoog gerichte blik, enigszins schuin naar links gewend. Aan haar rechterarm draagt zij de volbeladen groentemand, die op haar rechterheup steunt; met haar brede rechterhand met de aaneengesloten vingers dekt zij haar waar af; haar linkerhand met gespreide vingers houdt zij stevig op haar geldbuidel, die bevestigd aan een over haar rechterschouder heengeslagen riem ter linkerzijde op haar heup hangt. Zij draagt een lange rok waar overheen een lang vallende schort en om de schouders heen de voor de marktvrouw karakteristieke schouderdoek met franjes, die rechts breeduit over de groentemand en links over de linkerelleboog is gedrapeerd. Haar hoofd is getooid met een thans in onbruik geraakt kapje.
In het begin van de jaren 70 van de twintigste eeuw werd de fonteinkom zo ergelijk vervuild dat de gemeente het wenselijk achtte de fonteinbak te transformeren tot een bloemenbak.
Voorjaar 1977 was de wethouder van openbare werken, de heer A. Dols, evenwel van mening dat de fonteinkom in ere hersteld moest worden. In juli 1977 werden de planten en de aarde verwijderd en werd de waterinstallatie weer aangesloten. [3]
 
ospm19b1

 Vos aan het werk

ospm19j 3101 ospm19j1.jpeg


                                                                                  oude foto van het Mooswief                                                                                                                                  oude foto van het Mooswief   (foto RHCL)                                                                                 

3101z7

medewerkers van de firma Dotremont (foto RHCL)

ospm19k 

de onthulling van het Mooswief door Prins Carrnaval op 27 februari 1954

 

3101 ospm19l

in november 1970 kreeg het Mooswief een nieuw kapje

 

ospm19a ospm19b

  

ospm19c ospm19d

het mooswief tijdens het carnaval

Ontwerp Mooswief
Vos heeft voor de commissie eerst een ontwerp gemaakt.
Twee ontwerpen zijn bekend.
 
Een ruwe versie in klei:
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1953-1954]
Afmetingen 10cm x 8cm x 5,5cm [3] 
 
Een in gips:
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1953-1954]
Afmetingen: 45cm x 20cm x 12cm
Dit laatste ontwerp heeft hij aangeboden aan de commissie. Dit ontwerp heeft van de zestiger jaren van de vorige eeuw tot 1973 een plaats gevonden in café 't Haantje op de Markt in Maastricht. Dit café ligt tegenover het standbeeld van het Mooswief. Het beeld op de Markt wijkt qua expressie en verhoudingen af van het ontwerp dat Vos aan de commissie heeft voorgelegd. [4]
 
Een voorstudie is gemaakt met de afmetingen 38cm x 47cm x 52cm.
Aan de achterzijde over de gehele breedte is een zitbank aangebracht waar een tweetal personen op zitten. De personen zijn niet uitgewerkt.
 

 ospm19e 3101 ospm19e2.jpg

ontwerptekening

 

3101ospm19e1 3101ospm19i1

 ontwerp Mooswief, gips ongedateerd (foto Peters Smeets)                                                     bankje bij het Mooswiefmonument, ongedateerd, brons (foto Peters Smeets)

 

 3101 ospm19e3   3101 ospm19e4

Een voorstudie is gemaakt met de afmetingen 38cm x 47cm x 52cm

 

 

ospm19f 3101 ospm19f1

ontwerp in klei

ospm19g ospm19i ospm19h

ontwerp in gips (foto L. Smeets)

 

Het beeld van Merie Koch
Particulier bezit [5] 
Gips geverfd in bruinkleuren
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1953]
Afmetingen: hoogte 32cm en breedte 24cm
 
Sjo Koch over het Mooswief [6]
"Het was begin 50er jaren. Tant Merie Koch, de jongste zuster van mijn opa, stond, van jongs af aan, achter de groenten en fruitkraam van haar moeder, op de markt in Maastricht. Toen zag ze een man op afstand staan en die hield haar lange tijd in de gaten en was aan het schrijven en tekenen. Tant Merie was hier niet van gesjarmeerd [gecharmeerd] en vroeg wat het te beteken[en] had. De man bleek kunstenaar Charles Vos te zijn, die een ontwerp maakte voor het standbeeld van Ut Mooswief op de markt. De gelijkenis is wel te zien. Tant Merie was erg trots dat zij model mocht staan voor 'Ut zeg maar Us Mooswief'. Het is onbekend of Tant Merie zelf bij de onthulling aanwezig is geweest, ze vond het wel jammer dat ze er nooit bij was als de krans voor vastelaovend om 'haar' nek werd gehangen. Misschien iets voor de kleindochter! Tant Merie is in 2004 gestorven en was bijna 100 jaar."
 
Merie Koch werd te Maastricht geboren op 12 april 1904. Zij trouwde met Hubertus Maria Huijts. Tot ver over haar tachtigste levensjaar was ze wekelijks te vinden op de markt in Maastricht. Zij stierf op 6 februari 2004.[7]
 
J. Bovens (Jean) was werkzaam als ambtenaar op de afdeling onderwijs van de gemeente Maastricht toen hij in 1956 trouwde met L. Staal (Nits). Zijn werkgever gaf hem een portretbuste van een vrouw (in gips) cadeau voor zijn huwelijk. Hij vertelde zijn zoon dat de buste model stond voor het Mooswief. [8] De gemeente Maastricht was vertegenwoordigd in het Comité tot oprichting van een “Mooswief”. Uit hoofde hiervan kan de gemeente de portretbuste in bezit hebben gehad. Waarom Jean Bovens juist deze buste kreeg als huwelijkscadeau, is onbekend.
De verhalen van Sjo Koch en Jean Bovens vullen elkaar goed aan. De portretbuste heeft grote overeenkomsten met een foto van Merie Koch.
Ik ga er vanuit dat de portretbuste Merie Koch voorstelt en dat het beeld in 1956 in bezit van de familie Bovens is gekomen.
3101z8a.jpeg 3101z8c.jpeg 3101z8e.jpeg
foto's P. Bovens
 
 
Mooswief (klein model)
Particulier bezit. [9]
Geglazuurd wit aardewerken vormstuk
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1953-1954]
Afmetingen: hoogte 23cm
 
Charles Vos heeft een klein beeldje van het Mooswief, naar het voorbeeld van grote beeld op de Markt, ontworpen. Deze beeldjes zijn verkocht ter financiering van het grote beeld.  
Later is met de mal van Charles Vos in een grotere oplage nog een mooswief in wit en zwart geglazuurd aardewerk op de markt gebracht.  Aan de onderzijde staat J R Maastricht (Jef Roberts). Deze beelden zijn van beduidend mindere kwaliteit.

owp135a  3101owp135b

wit aardewerk beeldje

Replica Mooswief
Bonnefantenmuseum Maastricht
Brons
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1984]
Afmetingen: 6,5cm X 6cm X 9cm
Een ontwerp Mooswief-gietsel door P. Sijen te Beek. Dit Mooswief werd gemaakt ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van het Museum in 1984.
 
 
4110

 Uit een particuliere foto-reportage een aantal foto's gemaakt tijdens de vervaardiging van het Mooswief. 

3101z0

3101z1

 

3101z2 3101z3

 

3101z4 3101z5

3101z6

uit de collectie Peters Smeets


[1] Graatsma, Paulussen, Charles Vos, straat-beelden, Maastricht 1988 
[2] Maas Lou, In memoriam Charles Vos in De Bronk, jaargang 1, 1953/54, blz. 204-205
[3] Boetskens, F; Beeldig Maastricht, Maastricht z.j.
[4] Emails van 28 en 29 augustus 2011 van Lambert Smeets
[5] Emails Paul Bovens (25 juni 2022 en 8 juli 2022
[6] Sjo Koch op de site mestreechtersteerke: https://www.mestreechtersteerke.nl/pag-model-mooswief.htm; en video lokale televisie “opwerme veur vastelaovend: het mooswief (13 februari 2020): https://www.facebook.com/rtvmaastricht/videos/opwerme-veur-vastelaovend-het-mooswief/826450184490491/ (10 juli 2022)
[8] Emails Paul Bovens (25 juni 2022 en 8 juli 2022
[9] Exemplaar: Markplaats december 2010 (136 afbeelding); Markplaats 11 maart 2012, vraagprijs € 57,50 (184 afbeelding)

 

woensdag, 29 juli 2009 00:00

AMOR (Sint Amorsplein)

AMOR (Sint Amorsplein)
Adres: Sint Amorsplein, Maastricht
Beeld: Franse kalksteen "Euville"; Basement: marmer
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1951]
Afmetingen: Beeld 140cm x 30cm x 20cm; Voetstukje beeld 6cm x 42cm x 42cm; Corintisch aandoend kapiteel en dekplaat 65cm x 61cm x 61cm; Basement  91cm x 78cm x 78cm; Zuil 263cm [1]
 
St. Amor is in de negende eeuw geboren in Aquitanië. Hij bezocht als pelgrim Rome. Hij kreeg van Petrus een visioen om naar Maastricht te gaan om de heilige Servaas te vereren. Hij leefde als kluizenaar in Maastricht en in Munsterbilsen. In die laatste plaats heeft hij later een klooster gevestigd. Hij stierf rond 700 te Maastricht en werd begraven waar nu het St. Amorsplein is.
Door de graaf van Loon werd een eeuw later het gebeente van Amor overgebracht naar Munsterbilzen. In 1157 werd op de plaats van zijn vroegere graf te Maastricht een kerkje aan hem gewijd, dat in 1653 werd afgebroken om plaats te maken voor een groentemarkt. Het Comité Devotie langs de Weg heeft ter herdenking aan het voormalig graf/kapelletje van St. Amor een zuilmonument laten vervaardigen dat aan de Gemeente werd aangeboden en op 25 september 1951 onder dankzegging werd aanvaard. Op de feestdag van de heilige, 8 oktober, werd het monument onthuld.
In 1995 werd het beeld door M. Jennekens van de afd. Bouw en Wonen van de gemeente Maastricht gecontroleerd. De zandstenenzuil was afgebrokkeld en de bovenlaag gedeeltelijk door brand beschadigd. Voor carnaval 1996 zou de gemeente Maastricht maatregelen nemen tegen verder verval van de zuil en het beeldje. [1a]
Na een restauratie werd het beeld herplaatst op 22 augustus 1996.
Op een basement is een stenen zuil met ionisch kapiteel, afkomstig uit het voormalig oxaal van de OLV-basiliek, geplaatst. Sint Amor is staande ten voeten uit afgebeeld als pelgrim. Hij is gekleed in een lange pij. De pelgrimsstaf houdt hij met beide handen voor zich vast. Voorts draagt hij een aan een riem bevestigde reistas, links onderaan op zijn rug. Hij heeft halflang golvend haar en heeft een baard en snor. Hij kijkt streng naar beneden.
Aan de voorzijde van het basement is een chronogram, door Mr. Minis gemaakt, ingegrift:
sanCtVs aMor / Dla ConVS / trajeCtenslbVs / CIVIbVs / Interpreis / Vere VetVstVs /.
"De heilige diaken Amor is sinds mensenheugenis voor­spreker voor de burgers van Maastricht".

In 1995 stuurde winkelier F. Pekelharing  een brief naar de Gemeente waarin hij zich sterk maakte voor de zuil die zich in een desolate toestand bevond.
Th. Droog, van de afdeling Markt- Haven- en Parkeerzaken, gaf M. Jenniskens (Bouwen en Wonen van de Gemeente Maastricht) opdracht de zuil te bekijken. De Gemeente zal voor carnaval 1996 maatregelen nemen tegen verder verval de zuil en het beeldje. [2]

ospm18a23106e.jpg 

                                                                                                                                                                                                                                                                                       kapiteel voor Pater Vincktoren. De andere zuil staat op hoek Kleine en Grote Looiersstraat voor het beeld "Levensvreugde"

 

ospm18b23106_ospm18a1.jpeg 

                                                                                                                                 foto: SHCL

23106_ospm18b1.jpg

foto: Stichting Historische Reeks

 

Voorstudie
In een kapel in MunsterBilzen staat een voorstudie van Amor totdat het beeld door vandalen vernield werd.

23327b

 Het Comité Devotie langs de Weg ontving van de kunstenaar een ontwerp in gips dat ongeveer 40cm hoog is. Dit ontwerp bevindt zich nu in particulier bezit.

23106d

foto eigenaar


[1] Graatsma, Paulussen, Charles Vos, straat-beelden, Maastricht 1988
[1a] De Limburger 27 maart 1995
[2] De Limburger 27 maart 1995