www.charlesvos.nl

Johan Piets

Johan Piets

VERZETSMONUMENT BELASTINGEN
Adres: Terra Nigrastraat 10, 6216 BL Maastricht (in de entree)
Zandsteen
Gesigneerd Ch. Vos (rechts beneden), niet gedateerd [1947]
Afmetingen: hoogte 89cm, breedte 60cm en diepte 10cm.
Reliëf  ter nagedachtenis van gesneuvelde belastingambtenaren in Maastricht tijdens de Tweede Wereldoorlog,  de onthulling was op30 december 1947.

In 1882 liet koffiebrander J. Hustinx een herenhuis bouwen in de Kapoenstraat (nummer 2). In de jaren twintig van de vorige eeuw kreeg het pand de bestemming als belastingkantoor. [1]

Het reliëf van Vos heeft vanaf 1947 in de gevel tegenover de hoofdingang van het Rijksbelastingkantoor gehangen. In 1962 werd het verplaatst naar de Stadhuisstraat en bij de verhuizing van het belastingkantoor in 1988 naar de Terra Nigrastraat is het reliëf in de entree van het nieuwe gebouw geplaatst.
 
De "groep" Dresen [2]
In Maastricht hadden enkele oud-militairen (na terugkeer uit krijgsgevangenschap in 1940) de handen ineen geslagen om de bezetter waar mogelijk de voet dwars te zetten. Eén van die initiatieven ging uit van P.M.J.(Pierre) Dresen (1897 - 1942), D.I. (Dirk) Hage (1909 - 1942) en R.H. (Roelf) Bartels (1888 - 1942). In de "groep Dresen" zaten medewerkers die werkten bij de marechaussee en douane (en de belastingen). Tot de groep behoorden velen die een wapen mochten dragen en zich op elk gewenst tijdstip op straat konden begeven. De grensbewakers mochten, binnen een zekere limiet, vrijelijk de landsgrenzen passeren. Tegen het einde van 1940 beschikte de "groep Dresen" over verzetsrelaties in Maastricht en omgeving, Sittard en de mijnsteek (de "groep Bongaerts) en zelfs daar buiten. De eerste verzetshandeling van de groep was om Franse krijgsgevangenen naar huis te brengen. De douaniers speelden hierbij een belangrijke rol. Later kwam hierbij de hulp aan geallieerde piloten en andere vluchtelingen. Later zou spionage, sabotage en uitgifte van pamfletten/tijdschrift tot de taken van subgroepjes gaan behoren.
 
 
De groep Maastricht
Douwe Verhagen (geboren 8 oktober 1917 [3]) kreeg op 22 juni 1940 een aanstelling als tijdelijk hulpcommies bij de Inspectie Invoerrechten en Accijnzen te Maastricht met als standplaats St. Geertruid en werd later overgeplaatst naar het grenskantoor in Maastricht-Caberg.
Onder sommige, aan dit kantoor verbonden douaniers en belastingambtenaren, zoals Dirk Hage (geboren 17 februari 1909, hulpcommies bij de Inspectie Invoerrechten en Accijnzen) en Egbert Wolf (geboren 7 september 1917, hulpcommies bij de Inspectie Invoerrechten en Accijnzen ) heerste een sterk anti-Duitse stemming.
Zij allen speelden een belangrijke rol om de vluchtelingen de Belgische grens over te brengen (Caberg, Eijsden, Geulle).
Politieman J. Blokker, uit Heer, kreeg een tip over het verzet die hij meteen doorspeelde naar Nitsch die een onderzoek instelde en de V-Man A. Engwirda inzette.
Dit leidde tussen 1 en 12 december 1941 tot de arrestatie van in totaal drieëntwintig personen.
Elf gearresteerden kregen het zogenaamde "Schutzhaft" opgelegd en werden via Amersfoort naar Duitsland gedeporteerd. De meesten van kwamen in de loop van 1942 en 1943 in het kamp Neuengamme om het leven. Van de belastinggroep Maastricht behoorde hiertoe:
Egbert Wolf op 4 december 1942
Douwe Verhagen op 18 januari 1943
Dirk I Hage op 5 april 1943
 
 
Deurwaarder der directe belastingen Derk van Assen [4]
Derk van Assen werd geboren op 9 oktober 1891 in het Overijsselse Hasselt. Hij was deurwaarder der Direkte Belastingen in Maastricht en ouderling van de Gereformeerde Gemeente. Al spoedig na de Duitse inval ontplooide hij uiteenlopende verzetsactiviteiten. Hierbij werd hij bijgestaan door Arie van Mansum en andere leden van de Gereformeerde Gemeente. Van Assen regelde de vlucht van joden naar België en het neutrale Zwitserland. Hij werkte samen met ex-militairen, met de verzetsgroep rond Pierre Dresen in Maastricht en die van Charles Bongaerts in de mijnstreek. Na verloop van tijd zette hij zich ook in voor de hulp aan gestrande geallieerden en droeg hij bij aan de verspreiding van illegale bladen als Vrij Nederland en Trouw. Van Assen speelde tevens een hoofdrol bij het onderbrengen en verzorgen van onderduikers. Ook was hij betrokken bij het samengaan van de protestants-christelijke en katholieke onderduikorganisaties in Maastricht.
Toen de Sicherheitspolizei in Den Haag Van Assen met zijn omvangrijke verzetsactiviteiten via infiltranten binnen de verzetsorganisatie op het spoor kwam, werd hij op 24 juli 1943 door de Haagse Sipo gearresteerd. Dit tot woede van de Sicherheitsdienst in Maastricht, omdat op deze wijze de plannen van Richard Nitsch werden gedwarsboomd. Hij had Van Assen al een tijd laten schaduwen om zo het illegale netwerk waarbinnen de verzetsman zich bewoog, te kunnen ontrafelen. Nadat Van Assen (zonder resultaat) aan een zwaar verhoor werd onderworpen, werd hij opgesloten in het Huis van Bewaring te Maastricht. Al spoedig werd door zijn verzetsmakkers een plan beraamd om hem te bevrijden. Via gevangenisarts Castermans werd Van Assen besmet met paratyfus, zodat een ziekenhuisopname noodzakelijk zou worden. Uit een hospitaal zou Van Assen minder moeilijk te bevrijden zijn. Het plan werd echter doorzien doordat de Sicherheitsdienst in Den Haag via de infiltranten werd ingelicht. Brigadeführer Schöngarth gaf de afdeling in Maastricht opdracht tot onmiddellijke executie. De SD'ers Ströbl, Nitsch en Conrad reden vervolgens met Van Assen in een auto naar de Schadijkse bossen in Horst en schoten hem daar op 14 september 1943 dood.
 
 
H. Th. Lemson (Henk) [5]
Hij werd te Maastricht geboren op 15 april 1924. Hij was schrijver directe belastingen.
Hij behoorde tot een KP in Friesland [6]
Op zaterdag morgen 7 april 1945 deed de Sicherheitsdienst uit Sneek en Groningen in samenwerking met de Landwacht een grootscheeps opgezette aanval op de Marechausseekazerne in Makkum. Zij waren in de veronderstelling dat dit het hoofdkwartier van de verzetsbeweging was. Er werd echter niets gevonden. Vervolgens werd een razzia uitgevoerd in de plaatselijke conservenfabriek van Van den Berg. De bezetter had een lijst met namen die door een verrader was samengesteld. In de fabriek en in het dorp werden verscheidene arrestaties verricht, terwijl in de fabriek ook wapens werden gevonden. Nadat uit Schraard de veehouder Fetze Elgersma en zijn onderduikers Jan Emmens uit Zuidbroek en Hermanus Falkena uit Hilversum waren opgehaald, werden zes mannen, na zwaar te zijn mishandeld, om vier uur achter de inmiddels in brand gestoken kazerne doodgeschoten: Hobbes Dijkstra, Hendrik Lemson, Sjoerd Adema, Jacobus Keller, Fetze Elgersma en Hermanus Falkena.

Het reliëf is opgebouwd uit een drietal delen. Boven een afbeelding, het middelstuk is een tekstvlak en onderaan het Nederlandse wapen.
Boven:
Centraal op een vierkante console is een vrouwenfiguur met afgewend gezicht naar links (wellicht Irene, de Godin van de Vrede) staande afgebeeld. Zij draagt een lang kleed met korte mouwen. Haar beide armen zijn uitgestrekt. In haar rechterhand houdt ze een lauwerkrans met lint vast. Onder deze arm staat een tweetal mannen frontaal weergegeven. De rechter man (voor de toeschouwer) heeft de ander bij zijn rechterschouder vast; zijn andere hand ligt voor op de linker bovenarm van zijn kameraad. De tweede man houdt zijn armen omlaag ietwat gespreid, wanhoop uitstralend. Dit zijn de beide mannen die door de Duitsers zijn gefusilleerd.
Onder de linkerarm van de vrouw zijn een drietal uitgemergelde mannen uitgebeeld. De middelste staat nog recht op met afgewend gezicht naar links en houdt de man aan zijn rechterzijde met beide armen vast; deze man met afgewend gezicht dreigt in elkaar te zakken. De buitenste man zit in elkaar gezonken op de grond. De drie mannen zien de dood in de ogen. Dit zijn de drie verzetsstrijders die in het concentratiekamp het leven hebben gelaten.
Boven de linkerhand van de vrouw een vredesduif met een palmtak.
Onder de twee bij elkaar staande mannen de tekst: 1940-1945
Midden een tekstvlak:
Tekst:
gefusilleerd
Derk van Assen 14 sept. 1943
Henk Th. Lemson 7 april 1945
overleden in een concentratiekamp
Dirk I Hage 5 april 1943
Douwe Verhagen 18 jan. 1943
Egbert Wolf 4 dec. 1942
Onder:
Onderaan is het wapen van het Koninkrijk der Nederlanden afgebeeld. Het wapen is in drie versies. Vos heeft het rijkswapen genomen; deze versie wordt door de regering, de rijksoverheid en daaraan verbonden instellingen gebruikt.
Het schild met daarop afgebeeld een rechtopstaande, gekroonde, getongde en genagelde leeuw met in zijn rechter voorklauw een in schuinlinkse stand gehouden zwaard en in de linker voorklauw een bundel van zeven pijlen.
Het schild wordt vastgehouden door twee "en profil" staande getongde en genagelde leeuwen. Op het schild is een kroon. Onderaan een banderole met de tekst: Je maintiendrai.
Vos heeft geen kleuren gebruikt bij het wapen. De schilddragende leeuwen zijn niet rechtopstaand afgebeeld. Zij zijn normaal staande afgebeeld waarbij zij met beide voorpoten het schild vasthouden.

3128a

 

3128b 3138c

 

 

[1] www.art-maastrichtuniversity.nl/nl/gebouwen, november 2013
[2] Cammaert, Het verborgen front- een geschiedenis van de georganiseerde illegaliteit in de provincie Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog deel 1 en 2 , Maaslandse Monografieën, Leeuwarden 1994; blz 85-86,94-117
Aernsbergen van A., Onze gevallenen: herinneringen aan het verzet in limburg in de tweede wereldoorlog, Maastricht 1964; bijlage onze gevallenen blz. 167, 158, 159, 161 en 165, voorts blz 24-25
[3] De geboortedata van alle verzetsstrijders komen www.erelijst.nl, november 2013
[4] Cammaert, Het verborgen front- een geschiedenis van de georganiseerde illegaliteit in de provincie Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog deel 1 en 2 , Maaslandse Monografieën, Leeuwarden 1994, blz.278-283, 283, 315, 337, 340, 350, 402, 411, 640-643; www.4en5mei.nl, november 2013; www.hallohorstaandemaas.nl/Memoriekruis-Meterik, november 2013
[5] www.spanvis.nl/Verzetsstrijders1 , november 2013; www.4en5mei.nl, november 2013
[6] Hoe hij in Friesland terecht is gekomen, heb ik niet kunnen achterhalen. Wellicht dat hij eerst in het verzet in Maastricht actief is geweest en gevlucht is naar Makkum waar hij ondergedoken heeft gezeten.
zondag, 10 november 2013 00:00

OLV Ten Hemelopneming (Assen)

 

Kerk:     OLV Ten Hemelopneming

Adres:             Dr. Nassaulaan 3, 9401 JH Assen

Architect:         Dongen van J. jr. (1896 - 1973) in samenwerking met Göbel J.

Kunstenaars:   Collette Joanes
                        Horn ten Jan
                        Vos, Charles
Al in de negentiende eeuw was er een simpel kerkje aan de Vaart in Assen. In de jaren dertig van de vorige eeuw was dit kerkje aan vervanging toe (in slechte staat en te klein).
In 1933, bij het honderdjarig bestaan van de parochie, kreeg pastoor J. Mets een perceel grond met een woonhuis, dat als pastorie kon dienen, ter beschikking. Architect Van Dongen jr. werd benaderd voor een ontwerp en in hetzelfde jaar vond de aanbesteding plaats. In 1934 vond de consecratie door de Aartsbisschop plaats.[1]
Het in de stijl van het aan de Delftse School verwante traditionalisme gebouwde kerkgebouw is van het type zaalkerk, staat op een fundering van gewapend beton en heeft een nog vrijwel gaaf interieur. De kerk gaat aan rechterzijde vergezeld van een parochiehuis dat in 1934 eveneens is ontworpen door Van Dongen jr., in een sobere stijl die aansluit op die van de kerk. Aan linkerzijde is de kerk verbonden met een negentiende eeuws huis dat in 1934 de functie van pastorie kreeg. Kerk, parochiehuis en pastorie vormen een bijzonder ensemble binnen het beschermd stadsgezicht Assen.[2]

Voor de Mariakapel had Charles Vos een beeld van Theresia van Liseux gemaakt. In 2008, bij het 175-jarig bestaan van de parochie, is de Mariakapel opnieuw ingericht. Het beeld is verplaatst en staat nu in de pastorietuin tegen de muur van de sacristie. [3]

Werk van Charles Vos:

Theresia van Liseux
Stenen beeld
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1934]
Afmetingen: hoogte 167cm
Theresia van Lisieux, doopnaam: Thérèse Martin, kloosternaam: Thérèse de l'Enfant-Jésus et de la Sainte-Face (2 januari 1873 - 30 september 1897) is een Franse heilige. Haar feestdag valt op 1 oktober.
Ze werd als Thérèse Martin geboren in Alençon. Op haar tiende werd ze ernstig ziek totdat het Mariabeeld op 13 mei boven haar bed naar haar glimlachte, waarna ze volledig genas. Al op jonge leeftijd voelde ze dat het haar roeping was God te dienen. Ze was uitzonderlijk vroom, maar stond ook bekend om haar gevoel voor humor. Ze besloot in te treden bij de orde van de Ongeschoeide Karmelietessen in Lisieux (Normandië) waar twee zussen van haar, waaronder haar lievelingszus Pauline, al eerder waren ingetreden (een derde zus zou in 1894 ook volgen). Op haar vijftiende trad zij met speciale toestemming van paus Leo XIII daadwerkelijk in bij de orde. In 1890 deed zij haar professie en in 1893 kreeg zij de zorg over de novicen toebedeeld. Zelf wilde ze geen non worden maar altijd novice blijven. Op aanwijzingen van haar zus, die op dat moment tevens overste was, begint zij in 1895 met het opschrijven van haar levensverhaal. In 1896 werd tuberculose bij haar geconstateerd. Ze stierf op 24-jarige leeftijd aan de ziekte. [4]
 Op een gemetseld vierkant van bakstenen staat het beeld. Theresia is staande op een console ten voeten uit afgebeeld als zuster van de Ongeschoeide Karmelitessen (bruin habijt, bruin scapulier, witte halssluier, zwarte bovensluier en witte mantel). Vos heeft geen kleuren bij het beeld gebruikt. Aan haar rechterzijde hangt een rozenkrans. Op haar geopende rechterhand, op borsthoogte, rust het kruis dat zij met haar andere hand tegen haar lichaam aangedrukt houdt. Haar gezicht, met gesloten ogen, is schuin naar rechts afgewend. Achter haar hoofd is een nimbus, bestaande uit rozen, aangebracht. De rozen zijn symbool van haar dienstbaarheid aan de mensen, ook na haar dood.

2260a 

2260b

 2260c 2260d

foto's J.J.L. Tolboom

 

ter bescherming tegenn weersinvloeden is in 2014 een afdakje gemaakt

2260f

foto Sietse Kooistra

 

Charles poserend voor het beeld
archief Paulussen

 


[1] Dongen van J., in Het RK Bouwblad jg. 6, nr.15 van 21 februari 1935, blz. 225-229
[2] http://reliwiki.nl/index.php?title=Assen,_Doctor_Nassaulaan_3_-_Onze_Lieve_Vrouw_ten_Hemelopneming, november 2013
[3] Email van pastoor J.J.G. Tolboom, 7 en 9 november 2013
[4] Wikipedia, juli 2008

ANGELA MERICI MET AAN ELKE ZIJDE EEN DRIETAL TEGELRELIËFS (Grote Gracht)

Adres: Grote Gracht 74, 6211 SZ Maastricht (tegen buitenmuur van een gang die richting kloosterkapel loopt)
Angela de Merici
Keramiek
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1950] [1]
Ontworpen ter gelegenheid van het eeuwfeest
 
Angela Mercini werd geboren op 21 maart 1474 in Desenzano del Garda, een kleine stad aan het Gardameer. Op ongeveer 10-jarige leeftijd werd zij wees. Toen haar oom, die de kinderen had opgenomen, en haar zus stierven, was Angela pas twintig jaar. Zij trad toe tot de Derde Orde van Sint Franciscus. Angela geloofde dat beter christelijke onderwijs nodig was voor jonge meisjes en ging vervolgens haar tijd wijden aan het geven van onderwijs aan meisjes.
Op 25 november 1535 stichtte zij  te Brescia de 'Compagnia di S. Orsola', een genootschap met St. Ursula van Keulen als beschermster.
Zij legde zich toe op het geven van christelijk onderwijs aan jonge meisjes. De Compagnie bestond uit een groep vrouwen die thuis bleven wonen en van daaruit werkten, maar wel een religieuze leefregel onderhielden. Samen gingen ze steeds meer kinderen verzorgen en les geven, vooral aan kleine meisjes. Toen kwam Angela op de gedachte naast catechese, ook koken, naaien, wassen en ziekenverzorging te gaan onderwijzen. In 1540 stierf Angela.
Vanuit de Compagnie van de H. Angela kwamen de orden en congregaties der Ursulinen voort. De Ursulinen richten zich voornamelijk op het geven van onderwijs en opvoeding aan jonge meisjes.

De orde van de Ursulinen werd genoemd naar de heilige Ursula, een Britse koningsdochter uit de 3e eeuw. Toen ze, tegen haar wil, door haar vader ten huwelijk werd gegeven aan een heidense koning, vluchtte ze met 11 andere maagden (volgens anderen waren het er zelfs 11.000!) de Noordzee over. Ze kwamen in een riviermonding in Nederland terecht en voeren door naar Keulen. Daar werden ze doodgemarteld door de Hunnen die de stad belegerden.

In april 1818 stichtte pastoor Johannes Lambertz (1792-1869), een schooltje in het Belgische Thildonck. De school was begonnen met de hulp van drie dames. Dit groepje groeide snel uit tot een zustergemeenschap, en in 1830 vormde pastoor Lambertz de gemeenschap om in een Ursulinen Congregatie. Vanuit dit Belgische Ursulinenklooster kwamen, op verzoek van Mgr. Rutten, de eerste Ursulinen naar Maastricht om leiding te geven aan een bewaarschool in de Jodenstraat in Maastricht.
In mei 1851 trad Adèle Claereboets in, in 1855 gevolgd door haar jongere zus Pauline Claereboets. Zij waren dochters van Andrè Claereboets, een gefortuneerde fabrikant in behangselpapier.
In 1862 werd het 18de eeuwse herenhuis Bonhomme gekocht, gelegen aan de Grote Gracht 74. Hier werd met financiële steun van Claereboets klooster en kapel (naar ontwerp van architect Johannes Kayser) voor de Ursulinen gebouwd.
De zusters breidden het onderwijs steeds verder. Op de Grote Gracht 76 en de Capucijnenstraat 112 kwamen onderwijsinstellingen (meisjes kweekschool, meisjes HBS, MMS, lagere school).
In 2000 beëindigden de zusters hun onderwijsactiviteiten. Het klooster werd in 2005 opgeheven. [2]

Werk van Charles Vos:
Angela Merici met aan elke zijde een drietal tegelreliëfs.
Tegen de buitenmuur is een rechthoekige nis gecreëerd door een band van dwars op de muur gemetselde stenen.
Boven over de gehele breedte de tekst:
ter herinnering aan ons eeuwfeest
1850            8 april                1950
Het middelgedeelte bestaat uit een zevental reliëfs. Centraal een afbeelding van de heilige Angela Merici met links en rechts ervan een drietal reliëfs waarvan de middelste groter van maat is.
Onderaan over de hele breedte de tekst:
stichteres van de
orde der H. VRSVLA
Beschrijving van de reliëfs:
Centraal:
De Heilige Angela is ten voeten uit staande in ordekledij afgebeeld. Zij heeft haar hoofd licht naar links gebogen. Om haar middel heeft zij een rozenkrans die aan haar rechterzijde afhangt. In haar rechterhand, op borsthoogte, houdt een kruis, dat tegen haar lichaam aan rust, vast. In de andere hand, eveneens op borsthoogte, heeft zij een boek vast.
 
Links boven:
Aan de linkerzijde staat Angela "en profil", gekleed in een blauw kleed en een wit schouderstuk. Haar blik is naar boven gericht. Haar armen houdt ze in een hoek van negentig graden omhoog en wijst met een vinger naar Maria die aan de rechterzijde hoger is afgebeeld. Maria draagt een wit kleed met een blauwe openvallende mantel die aan de boven aan de voorzijde met een speld is dicht gemaakt. Zij maakt een zegenend gebaar.
 
Links midden:
Angela, in ordekledij, zit "en profil". Gehurkt aan de linkerzijde. Haar blik en haar armen zijn omhoog gericht. Zij kijkt naar Maria omgeven door engelen. Maria is staande op een trap (aan de rechterzijde) weergegeven en maakt een zegenend gebaar. Zij is omringd door een groep van muziekspelende engelen.
 
Links onder:
Aan de linkerzijde staat Angela "en profil". In haar handen voor zich heeft ze een open boek vast waar haar blik op gericht is. Voor haar een schoolbank met een drietal meisjes die aandachtig naar hun lerares luisteren.
 
Rechts boven:
Aan de linkerzijde is een geknielde Angela, in ordekledij, "en profil" weergegeven. Zij houdt haar handen gevouwen tegen haar lichaam en haar blik is naar boven gericht waar een gekroonde Maria "en face" met haar blik naar Angela op een wolk staande staat afgebeeld. Maria houdt in haar linkerhand een staf met vaan vast. Met de andere hand maakt zij een zegenend gebaar. Onder rechts ligt een lelie.
 
Rechts midden:
Onder een afdak is een zetelende Angela "en face" weergegeven. Op haar staat ligt een opengeslagen boek dat zij met beide handen vasthoudt. Voor haar, links en rechts, zit "en profil" een leerling in ordekledij. Rondom Angela zijn een vijftal leerlingen, in ordekledij, weergegeven. Alle leerlingen tonen een grote belangstelling voor het verhaal dat hun lerares hen verteld.
 
Rechts onder:
De overleden Angela wordt door haar medezusters in de doodskist gelegd. Aan het uiteinde van de kist zit een zuster geknield in een biddende houding met haar blik op de hemel gericht.
Achter de zijkant staat een tweetal zusters die hun blik op Angela gericht hebben; de ene maakt een zegenend gebaar, de andere heeft haar handen gevouwen voor zich. Aan het hoofdeind staat een voorover gebogen zuster die de overledene omarmd. Op de voorgrond zit "en profil" een zuster op een stoel achter een lessenaar waarop een opengeslagen boek ligt. Zij spreekt gebeden uit voor Angela.
 
23147a
 
 
 
23147b
 
 
 
23147c
 
 
 
23147d
 

23147e
 
 
23147f
 
 
23147g
 
 
23147h
 
In 2019 is het werk van Charles Vos gerestaureerd.
De restauratie van het werk is tot stand gekomen op initiatief van Stichting Vrienden van De Merici in samenwerking met museum Sjoen Limburg en mede door een subsidie van Stichting Bonhomme Tielens Maastricht en een waarderingsbijdrage van Prins Bernhard Cultuurfonds.
 
 
 23127i.jpg 23127j.jpg 23127k.jpg
foto's Wiel Soudant

[1] Minis, Gebeiteld & Verguld, gevelstenen in Maastricht, Vierkant Maastricht nr 18, Maastricht 1991
[2] Bovenstaande tekst is gebaseerd op: www.heiligen.net september 2013; www.reliwiki.nl september 2013; wikipedia 2008; lezing de heer Soudant (Vrienden van de Merici) op 15 september 2013; Ursulinen, Bij een eeuwfeest 1850-1950, Maastricht 1950; Ubachs en Evers, Historische encyclopedie Maastricht,  Zutphen 2005
donderdag, 05 september 2013 10:47

KRUISWEGEN INLEIDING

Kruiswegstaties inleiding [1]

De Kruisweg (Via Crucis of Via Dolorosa in het Latijn) is een onderdeel van de totale traditie van het Christelijke Paasfeest. Het is een nabootsing van de lijdensweg van Christus vanaf het gerechtsgebouw (het paleis van de Romeinse procurator Pontius Pilatus) tot op de heuvel Golgotha, de plaats van zijn terechtstelling.
Het woord statie is afgeleid van het Latijnse woord statio, dat het staan of stilstaan betekent.
In de Rooms-Katholieke traditie is het sinds de vijftiende eeuw ook een godsdienstoefening, die onder andere op Goede Vrijdag plaatsvindt. Tijdens de Kruisweg gaan de gelovigen biddend en herdenkend langs veertien zogenaamde kruiswegstaties. Een kruiswegstatie is een schilderij of reliëf dat een scène uit de lijdensweg van Jezus en zijn stervensproces uitbeeldt. De godsdienstoefening wordt door auteurs aan verschillende bronnen toegeschreven. Zo zou de kruiswegoefening teruggaan op de H. Maagd Maria die in Jeruzalem de plaatsen van de Via Dolorosa bezocht. Algemeen wordt echter vooral de werkzaamheid van de H. Franciscus van Assisi verantwoordelijk geacht voor de verspreiding van de gebeden Kruisweg.
 
 
1 Jezus wordt ter dood veroordeeld
2 Jezus neemt het kruis op zijn schouders
3 Jezus valt voor de eerste maal onder het kruis
4 Jezus ontmoet zijn Heilige Moeder
5 Simon van Cyrene helpt Jezus het kruis te dragen
6 Veronica droogt het aangezicht van Jezus af
7 Jezus valt voor de tweede maal
8 Jezus troost de wenende vrouwen
9 Jezus valt voor de derde maal
10 Jezus wordt van zijn kleding beroofd
11 Jezus wordt aan het kruis genageld
12 Jezus sterft aan het kruis
13 Jezus wordt van het kruis afgenomen
14 Jezus wordt in het graf gelegd
 
 
Op een aantal plaatsen is er later nog een statie aan toegevoegd, de zogenaamde paasstatie, die uitbeeldt hoe Jezus Christus verrijst uit de doden, nadat Hij door het kruisoffer de mensen verlost heeft.
In 1741 werd de kruisweg verplicht in alle Rooms-katholieke kerken.
 
Toelichting bij de veertien staties:[2]
De Romeinse stadhouder Pontius Pilatus veroordeelt Jezus ter dood omdat hij zich zou uitgeven voor 'Koning der Joden'. Volgens de evangelies hadden joodse priesters sterk aangedrongen op die veroordeling. In de bijbel geeft Pilatus aan zich daarom niet verantwoordelijk te voelen: hij waste zijn handen, 'in onschuld'. (1)
Volgens de evangelies werd Jezus na zijn veroordeling eerst gegeseld, alvorens hij de doornenkroon op kreeg en bespot werd. Vervolgens lag buiten het kruis op hem te wachten. (2)
Verzwakt door het bloedverlies ten gevolge van de geseling en de doornenkroon, valt Jezus. (3)
Jezus ontmoet zijn Moeder. (4)
Simon van Cyrene was een toevallige passant, komende van zijn akker, die opgedragen werd het kruis van Jezus over te nemen. Wellicht vreesden de Romeinen dat Jezus anders niet tot aan Golgotha zou komen. (5)
De overlevering wil dat in de doek waarmee ene Veronica Jezus verfriste, een afdruk van zijn gezicht achterbleef. In de bijbel komt de naam Veronica niet voor. Meestal wordt Lukas 23:27 genoemd als bron voor de legende, omdat daar sprake is van een grote menigte van volk en van vrouwen, die ook weenden en Hem beklaagden. De naam Veronica is afgeleid van de Latijnse woorden vera icon: ware afbeelding. (6)
Jezus valt voor de tweede keer. In de bijbel staat niets over vallen, bezwijken of struikelen. Het valt niet uit te sluiten dat dit bedacht is om de zwaarte van de relatief korte tocht te onderstrepen. Het zou de enorme last illustreren van de zonden van alle mensen, die Jezus immers op zich had genomen. (7)
Lukas 23:28-31: Gij dochters van Jeruzalem! weent niet over Mij, maar weent over uzelven, en over uw kinderen. [..]. Dit wordt wel gezien als een aankondiging van de verwoesting van de tempel (in 70 n.C.); met andere woorden "treur niet nu, straks wordt het pas ernst".  De achtste statie geeft de wenende vrouwen weer. (8)
Jezus valt voor de derde keer en staat weer op. Ondanks zijn goddelijke aard is Jezus vastbesloten te sterven als een mens. (9)
Johannes 19:23-24: De krijgsknechten dan [..] namen zijn klederen. Een deel ervan verloten ze onder elkaar. (10)
Jezus wordt aan het kruis genageld. (11)
Bovenop het kruis werd een bordje met de letters I N R I bevestigd: Iesus Nazarenus Rex Iudaeorum, Latijn voor Jezus van Nazareth, Koning der Joden. Vlak voor hij sterft, spreekt hij: Vader, vergeef het hun; want zij weten niet, wat zij doen (Lukas 23:34). (12)
Kruisiging was in die tijd geen ongewone straf. Meestal lieten de Romeinen de gestorvenen hangen, ten prooi aan aaseters. Een zekere Jozef van Arimathea krijgt van Pilatus toestemming om het lichaam te begraven. Deze Jozef was volgens Johannes in het geheim een volgeling van Jezus, Johannes 19:38: [..] die een discipel van Jezus was, maar bedekt om de vreze der Joden [..]. (13)
Hij wikkelt het lichaam in doeken, en legt het in een uit de rotsen gehouwen graf. Johannes schrijft dat hij daarbij geholpen werd door Nicodemus. Het graf had Jozef voor zichzelf laten maken. Ook over deze Jozef ontstonden buiten de bijbel legendes: hij zou bloed van Christus in een kelk hebben opgevangen, de zgn. Heilige Graal. Later zou hij met die graal naar Engeland zijn vertrokken. (14)
 
 

[1] Wikipedia 2008, kruiswegstaties
[2] www.statenvertaling.net (april 2008)

 

KRUISBEELD CENTRALE GEDENKPLAATS KAPUCIJNEN NEDERLAND (Velp bij Grave)

 

Kruisbeeld
Tot 2013 heeft dit beeld gestaan op het Bredase kloosterkerkhof dat vanwege de sluiting van het klooster geruimd zal worden. In het in 1998 verschenen gedenkboek, ter gelegenheid van het 100-jarige bestaan van het Bredase Kapucijnenklooster, werd Charles Eijck als maker van het kruisbeeld vermeld. Later werd vastgesteld dat niet hij maar Charles Vos de maker van het beeld was. [1]
 
De Kapucijnenen Nederland hebben het architectenbureau Snijders en Van Stekelenberg te Boxtel benaderd voor het ontwerpen voor een gedenkplaats om de gedachte aan alle Nederlandse Kapucijnen levend te houden. Deze plaats komt in Velp bij Grave.
Het kruisbeeld krijgt aldaar een centrale plaats.
Tussen augustus 2013 en februari 2014 is het kruisbeeld in restauratie-atelier Restaura in Haelen onder leiding van restaurateur Jo Kempkens gerestaureerd. Het oude, deel verrotte kruis is door een nieuwe eikenhouten kruis vervangen. Het Christusbeeld is gereinigd en kleine beschadigingen zijn hersteld.
In mei 2014 is de gedenkplaats officieel geopend met centraal het tegen een muur geplaatste kruisbeeld van Charles Vos. [2]
Isabelle Paulussen wijst de toekenning aan Vos op basis van stijlkenmerken af en houdt Charles Eijck als maker aan. Op een houten kruis hangt het uitgemeergelde lichaam van Christus. Zijn armen, schuin omhoog, zijn aan het kruis vastgenageld. Zijn bovenlichaam is rechts gewend en hij is
iets door zijn knieën gezakt. Zijn hoofd, voorzien van een doornenkroon en nimbus, kijkt naar boven. Hij draagt een lendedoek die naar links afhangt. Zijn voeten zijn naast elkaar steunend op een console aan het kruis vastgenageld.
 
 

23331a

foto: P. van Asseldonk (begraafplaats klooster Breda)

23331b

foto: P. van Asseldonk (begraafplaats klooster Breda)

 

 

 

Restauratie-atelier (foto P. van Asseldonk)

 

 

gedenkplaats Velp (foto P. van Asseldonk)

 

gedenkplaats Velp (foto P. van Assldonk)

 

 


[1] Isabelle Paulussen wijst de toekenning aan Vos op basis van stijlkenmerken af en houdt Charles Eijck als maker aan. 
[2] dit artikel is gebaseerd op:
Asseldonk, Piet van; in Kapkoord 53e jg nr 3 augustus 2013 blz. 6 en 7.
Asseldonk, Piet van; Kruisbeeld met een verhaal in Kapkoord 54e  nr 2 mei 2014 blz. 10
emails met P. van Asseldonk in februari en maart 2014
donderdag, 13 juni 2013 00:00

Continium Discoverycenter Kerkrade

Continium Discoverycenter Kerkrade

Museumplein 2, 6961 MA Kerkrade
De basis van de collectie van Discovery Center Continium wordt gevormd door de collectie van het voormalige Mijnmuseum Rolduc. De collectie van het Mijnmuseum werd tussen 1970 en 1974 bijeengebracht in opdracht van de Staatsmijnen.
Vanaf 1994 werd de mijnbouwcollectie aangevuld met objecten die door de nieuwe stichting Industrion actief werden verzameld. De oorspronkelijke missie van Industrion - de wisselwerking tussen industrie en samenleving in Limburg gedurende de laatste anderhalve eeuw - leverde door de jaren heen een versnipperde collectie op. Het verzamelbeleid werd onder de loep genomen en bijgesteld. Vanaf juni 2009 is de "nieuwe" collectie van Continium Discovery Center Kerkrade, bestaande uit een vijftal deelcollecties, grotendeels te bewonderen in de Hall of Fame.[1]
Buste Raymond Pierre
Gips, gepatineerd
Gesigneerd Ch.Vos Maastricht 1924 (op de achterzijde), gedateerd 1924. (aanwezig in de Hall of Fame)
Afmetingen: hoogte 62cm, breedte 32cm en diepte 38cm
 
 
Paul Hubert Raymond (roepnaam Raymond) Pierre werd te Maastricht geboren op 16 juli 1857. Hij doorliep de Gemeente HBS in zijn geboortestad. Vervolgens ging hij studeren aan de Technisch Hochschule in Aken waar hij in 1883 zijn studie tot ingenieur mijnbouwkunde en hoogovens met goed gevolg afsloot. Zijn eerste ervaringen als mijningenieur deed hij op in het Ruhrgebied om in 1892 te vertrekken naar Nederlands Indië (Sumatra) waar hij benoemd was tot directeur van de Nederlandse staatsmijn Ombilin.
Toen in geboorteprovincie Limburg op 26 juni 1899 de Sociéte des Charbonnages Réunies Laura et Vereeniging SA werd opgericht, solliciteerde hij naar de directeursfunctie. Op 1 januari 1900 startte hij in zijn nieuwe functie. In Eygelshoven werd onder zijn leiding gestart met de aanleg van de mijn Laura. In respectievelijk 1910 en 1920 werd de hoofddirectie uitgebouwd met commercieel diecteur Schweitzer gevolgd door een technisch directeur Gadoit.
In januari 1925 werd het zilveren jubileum van Pierre gevierd met het personeel van de mijn en de inwoners van Eygelshoven. In juni van dat jaar nam hij op 68-jarige leeftijd ontslag en trad toe tot de Raad van Beheer, een functie die hij bekleedde tot aan zijn dood op 12 januari 1938 te Aken. [2]

Waarschijnlijk heeft Charles Vos dit beeld vervaardigd ter gelegenheid van het zilveren dienstjubileum van Raymond Pierre op 1 januari 1925. Of het gipsenbeeld als voorstudie (ontwerp) was bedoeld om later in brons of steen te worden vervaardigd is niet duidelijk. Op een console is het hoofd van Pierre "en face" afgebeeld. Typerend zijn de gekrulde snor en de lange baard van de jubilaris.

Op de voorzijde op de console de tekst:
R. PIERRE
DIRECTEUR GENERAAL
1900 (logo in cirkel) 1925


41501

afbeelding: www.demijnen.nl 

 


[1] www.continium.nl , juni 2013
[2] Gebaseerd op artikel van S. Langeweg "Buste Raymond Pierre door Charles Vos (1924)", www.demijnen.nl , juni 2013; Limburgs Dagblad van 30 december 1924, 3 en 5 januari 1925
GEDENKPLAAT VOOR OORLOGSSLACHTOFFERS (Rolduc, Kerkrade)
Adres: Rolduc, Kerkrade
Gedenkplaat voor de oorlogsslachtoffers, een marmeren plaat met in brons de namen en de decoraties.[1]
Op 3 september 1951 vonden een tweetal plechtigheden in Rolduc plaats waarbij nieuwe klokken, die er kwamen voor de in de oorlog verloren gegane klokken, ingezegend werden en vond de onthulling van een gedenkplaat voor oorlogsslachtoffers plaats.
Aansluitend aan deze klokkeninzegening vond in een der abdijgangen de andere plechtigheid plaats. Namelijk de onthulling van een gedenkplaat ter nagedachtenis van de door Rolduc betreurde oorlogsslachtoffers. Deze gedenkplaat van de hand van Charles Vos werd door de voorzitter van het monumentencomité, dr. Win. Roukens, lector aan de R.K. Universiteit van Nijmegen, met een kort woord overgedragen aan de leiding van Rolduc.
President Vandermühler aanvaardde namens de Rolducse gemeenschap dit "heerlijk en kostbaar bezit met grote piëteit en hoogachting".
De toespraak van dr. Win. Roukens werd gepubliceerd in het jaarboek 1952 van Rolduc. Hieronder enige fragmenten uit zijn toespraak:
"Gegaan ben ik door de witte zonnige gangen rond het bloeiend Carré! De blanke stilte vertelde mij, zoals altijd, van onbezorgde blije jeugd die hier rondwandelde, levendig uitpratend de in hen zingende idealen van..... later.
Gestaan heb ik voor de grijsmarmeren plaat aan de witte wand:
"Religioni et Regi"
Gestaard heb ik op de bronzen letters en gelezen namen van diezelfde jongens, waarachter een jaartal van ...... later ......
Met eerbied en huivering las ik die namen één voor één; en achter alle klonken in mij telkens weer de veelbetekenende en toch raadselachtige woorden: strijd! dood! held!...
Welke strijd? welke dood? welke heldhaftigheid?......" 
"Ik zag mannen gesneuveld in Nederland en Indonesië, martelaren doodgehongerd en doodgepijnigd in Nederlandse en Duitse concentratiekampen; gefusilleerde en, misschien de jammerlijken van allen, vermisten.
Van mannen van boven de zestig las ik en van jongemannen die de twintig nauwelijks waren gepasseerd! Van onverschrokken en onverzettelijke helden op het veld van eer, vóór het vuurpeleton, in vertrekken van folterend verhoor, in besmette barakken en in folterkamers; van helden van de daad, van het woord, van de passie en van het rots­starre, sterke, beierend ...... zwijgen.
Ik keek in het strijdbare, harde gelaat van de onverschrokken officier, gereed tot aanval en afslaan en óók in de zachte, schuchtere ogen van de jonge priester, die door zijn niet verwachte heroieke soldatengeest van de stille held des geloofs, voor de gillende Über­mensch en de bloeddorstige beul een prikkelende uitdaging moet zijn geweest."
Op de plaat staan de 48 namen vermeld van hen die in de jaren 1940-1950 hun leven lieten in de strijd, door het oorlogsgeweld omkwamen of gestorven zijn in gevangenschap.
De marmeren plaat kent een tweedeling. Bovenaan beide kolommen staat een kruis. Tussen deze kruizen is de afbeelding te vinden.
De tekst:

                  ) TOT EER (                                               ) VAN GOD (

            TER HERINNERING                                          AAN HEN DIE ONS

            ONTVIELEN IN DE                                           STRIJD DER JAREN

              1940  -  1945                                                 1949  -  1950

Vervolgens zijn de overledenen in drie groepen in een tweetal kolommen ondergebracht:
Gevallen en gefusileerd:
16 namen en jaren dat zij verbonden waren aan Rolduc
Gestorven in gevangenschap:
30 namen en jaren dat zij verbonden waren aan Rolduc
Omgekomen door oorlogsgeweld
2 namen en jaren dat zij verbonden waren aan Rolduc
Onderaan de tekst:
                        RELIGIONI                                                ET REGI

Het tafereel centraal bovenaan is van de hand van Charles Vos en geeft een drietal personen weer. Zij stralen wanhoop uit.
Op een plaat staat centraal een priester "en profil", die zijn armen ten hemel heeft geheven, met zijn hoofd enigszins naar rechts gebogen. Naast hem, rechts, zit geknield, in een onnatuurlijke houding, een biddend persoon met gevouwen handen voor zich die opkijkt naar de priester. Aan de andere zijde een staande, door zijn knieën gezakte persoon, eveneens in een onnatuurlijke houding met zijn over elkaar gekruiste armen op zijn borst, zijn hoofd liggend op zijn rechterschouder. Door de krampachtige houding van de personen geeft Vos de wanhoop weer die leeft na het verlies van zoveel personen door het oorlogsgeweld.

 

3230a

 

3230b

3230c 3230d

 
de onthulling van de plaquette                                                                                                                                                    de toespraak bij de onthulling
 
 
 

[1] Limburgs Dagblad 31 augustus 1951; Limburgs Dagblad 4 september 1951; De Tijd 4 september 1951

 
 
vrijdag, 31 mei 2013 09:37

Maria met Kind (Abdissenbosch)

MARIA MET KIND (Abdissenbosch)
Adres: kruising Gravenweg/Jagerspad, Abdissenbosch (Landgraaf)
Geglazuurde chamotte klei
Niet gesigneerd, niet gedateerd [rond 1953]
Afmetingen.: hoogte 44cm, breedte 21cm en diepte 14cm
 
Dit Mariakapelletje dateert uit 1922. Pastoor Meys liet het bouwen. Het werd in 1991 door belangenvereniging "D 'r Bösch" verplaatst naar de huidige locatie.
Een onverlaat heeft begin jaren vijftig van de vorige eeuw het glas van de kapel stukgeslagen en het beeld vernield. De parochianen, samen met enkele gulle gevers, hebben geld bij elkaar gebracht voor de aankoop van een nieuw beeld. Deze keuze viel op een Mariabeeld van Charles Vos, een van de laatste werken die hij voor zijn dood heeft gemaakt.
In 1956 werd nogmaals het glas vernield en het Mariabeeld en op straat gelegd. Gelukkig werd het op tijd gevonden voordat het door het verkeer vernield zou zijn.[1]
Een kapelletje met zadeldak opgemetseld in steen met aan de voorzijde een altaar (blauwe planken bovenop) van natuurstenen. Bovenaan een driehoekig plaatje met de tekst "AVE MARIA". Centraal is een nis met een half boog waarin het Mariabeeld staat opgesteld. Rondom de nis de tekst: "Bid voor ons die onze toevlucht tot U neme".
Maria is ten voeten uit staande afgebeeld. Zij draagt een rijk geplooide blauwe mantel. Op haar hoofd draagt zij, over een witte sluier die een haarband vrij laat, een kroon. In haar rechter vooruitgestoken hand houdt ze een granaatappel vast. Haar hoofd is enigszins naar links afgewend. Haar ogen zijn gesloten.
Haar linkerarm houdt ze in een hoek van negentig graden als steun voor haar zoon die "en face" tegen haar aan zit. Zijn linkerarm houdt hij vooruit met in de hand een granaatappel.

23246a

 

23246b 23246c

 

 

 


[1] Limburgs Dagblad, 9 februari 1956

 

vrijdag, 31 mei 2013 00:00

Sprokkels

In dit hoofdstuk worden bijzonderheden verhaald op basis van onderzoek van historische kranten in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag

Bronzen medaille bij jubileumtentoonstelling (1923)
Bij de jubileumtentoonstelling van Nederlandsche Beeldende Kunsten afd. Beeldhouwkunst ontving Charles Vos een bronzen medaille. [1]
 
Monumenten in Valkenburg (1939-1940)
In 1939 en 1940 verschenen artikelen in de krant over monumenten in Valkenburg:
 
Een standbeeld voor koningin Emma:
In 1939 werd het feit herdacht dat het Hertogdom Limburg 100 jaar eerder bij Nederland werd gevoegd. In Valkenburg zou een standbeeld voor koningin Emma, die enige tijd in Valkenburg had gelogeerd, worden opgericht. De uitvoering werd in handen van Charles Vos gelegd. [2]
Voor de plaatsing zou een gedeelte van de Geul overwelfd worden, welke plaats gebruikt zou worden voor de oprichting van het levensgrote standbeeld. [3]
 
Monument 100-jarige hereniging van Limburg bij Nederland:
In verband met het feit van de 100-jarige hereniging van Limburg bij Nederland, werd het monument, dat bij gelegenheid van het gouden jubileum werd opgericht, thans door den Maastrichtschen beeldhouwer Charles Vos geheel gerestaureerd. De gemeente heeft gemeend de kosten hiervan voor haar rekening te nemen. Het ligt in de bedoeling dit monument eerlang aan de gemeente over te dragen. [4]
 
Tekeningen tijdens Grieks tragedie in Rolduc (1941)
Op zondag 23 maart 1941 werd in Rolduc de Griekse tragedie van Sophocles "Oedipus Rex" uitgevoerd in aanwezigheid van priesters, leraren en honderden (oud)studenten.
Tijdens de voorstelling maakte Charles Vos tekeningen van de hoofdrolspelers.[5]
 
Gebeeldhouwde voetballer (1941)
Op 15 juli 1926 werd door pastoor Du Guasco de grondslag gelegd voor de parochiële voetbalclub R.K.V.V.L. te Maastricht.
In 1941 werd het 15-jarige jubileum gevierd met een voetbaltoernooi waar deelnamen o.a. M.V.V., Kimbria, Willem I en Kerkrade. De winnaar van het toernooi ontving een gebeeldhouwde voetballer vervaardigd door Charles Vos.[6]
Het is waarschijnlijk een jaarlijks terugkerend toernooi geweest met het beeld van Charles Vos als wisseltrofee.
 
Graflegging (1942)
Charles Vos heeft in opdracht van het Stedelijke Museum (Bonnefantenmuseum jp) een "graflegging" gemodelleerd, die in de aardewerkfabriek gebakken is. [7]

St. Lambertusmonument op Koningin Emmaplein te Maastricht (1948)
De Stichting Het Graf van St Servaas besloot in mei 1948 Charles Vos de opdracht te verstrekken om een monument tere ere van St. Lambertus, voor plaatsing op het Koningin Emmaplein te Maastricht, te ontwerpen. Het was de verwachting dat het beeld op 17 september 1948 onthuld zou kunnen worden.
Dit Lambertusbeeld had een lange voorgeschiedenis. De bovengenoemde stichting wilde bij het eeuwfeest van St. Willibrords in 1939 op dezelfde plaats een monument oprichten uitbeeldende St. Lambertus en St. Willibrordus. Tegen dit voorstel werd bezwaar gemaakt in Noord-Nederland, waarschijnlijk vanuit Utrecht (zie volgende alinea). Als argument werd gegeven dat St. Willibrordus alleen zendelingswerk gedaan had boven de Moerdijk en Lambertus in Zuid-Nederland, terwijl St. Willibrordus bij zijn komst naar Nederland zijn missiewerk in het zuiden heeft aangevangen. [8]
Het bestuur van de Algemeene Nederlandsche Katholiekendag had in 1939 een prijsvraag uitgeschreven voor een ontwerp van een Willibrordusmonument voor de Mariaplaats in Utrecht. Charles Vos werd ook uitgenodigd deel te nemen aan de prijsvraag. [9]
De prijsvraag werd gewonnen door Termote. Een ontwerp van Charles Vos ontbrak bij de inzendingen. [10] Toch bevindt zich in het Van Horne Museum te Weert een ontwerp voor een groter beeld voor het gerestaureerde Koningin Emmaplein in Maastricht.
Het St. Lambertusmonument in Maastricht is niet gerealiseerd.
 
Maskers voor het jeugdtoneel (1950)
In 1950 vervulde het Jeugdtoneel een belangrijke culturele taak. In het eerste seizoen werden van Sneeuwwitje 43 voorstellingen verzorgd. Daarna volgde Assepoester (28), De Schone Slaapster, Doornroosje (4) en Van een prinses die niet kon lachen (18).
De voorstellingen vonden plaats voor de K.A.B., Fonds van sociale instellingen en scholen.
Bekende kunstenaars leverden bijdragen. Voor de voorstelling "Van een prinses die niet kon lachen" ontwierp Charles Vos de maskers voor de drakendans, die door zijn leerling Herman Van Elteren werden uitgevoerd. [11]
 
De St. Lambertuskerk in Horst (1952)  [11a]
De middeleeuwse kerk St. Lambertus werd tijdens de Tweede Wereldoorlog volledig verwoest. De eerste schade, vooral aan de toren, werd aangericht door een Engels bombardement op 13 oktober 1944. Ter voorbereiding van hun aftocht brachten Duitse soldaten springstof aan. De gevolgen van de explosie waren desastreus. De meeste kerkschatten waren gelukkig voor de verwoesting al in veiligheid gebracht.
Na de oorlog waren twee personen zeer belangrijk voor de bouw van de nieuwe kerk: pastoor-deken Leonard Debije en architect Alphons Boosten.
In 1948 werd Boosten benoemd tot architect. Er was veel overleg noodzakelijk voor de bisschoppelijke goedkeuring kwam. Door het overlijden van Boosten in 1951 nam zijn compagnon ir. J. Witteveen zijn rol over.
Toen de bouw eenmaal in gang was gezet, kan pastoor-deken Debije zich ook gaan toeleggen op de inrichting. Naast de geredde kerkschatten wilde hij ook nieuwe beelden laten vervaardigen. In een brief aan de voorzitter van de Bisschoppelijke Bouwcommissie noemde hij de namen van Piet Killaars, Wim van Hoorn en Charles Vos. Voor het vervaardigen van een keramische kruisweg had hij onder meer Charles Vos en Wim van Hoorn op het oog.
Van de plannen, vermeld in de brief van 5 mei 1952, werd weinig gerealiseerd. Slechts twee moderne beelden en de beglazing kwamen er, en ook nog deels door andere kunstenaars dan die Debije aanvankelijk in gedachte had. Van de gewenste kruisweg kwam niets terecht. Uiteindelijk kwam er een traditionele kruisweg van rond de vorige eeuwwisseling. Over de maker van deze kruisweg is niets bekend.
Op zaterdag 15 november 1952 werd de kerk in gebruik genomen.
 
Borstbeeld voor Henri Jonas te Maastricht (1952)
Het gemeentebestuur had plannen voor de inrichting van een Jonas-museum in het woonhuis van de in 1944 gestorven schilder, tekenaar, graficus en glazenier Henri Charles Jonas. De bewoners van de Grote en Kleine Looierstraat waren voornemens een Jonas-monument op te richten. Een pleintje op het kruispunt van deze straten hadden de bewoners zelf reeds  veranderd in een plantsoentje, dat geschikt werd geacht voor plaatsing van dit monument. Om in de kosten te voorzien werd een loterij georganiseerd. Vrijwel alle kunstenaars van Maastricht stelden een kunstwerk als prijs beschikbaar stellen.
Het was in de bedoeling om van een door Charles Vos vervaardigd borstbeeld een afgietsel in brons te maken en dit dan op een voetstuk in het genoemde plantsoentje te plaatsen. [12]
 
Een bronzen Kruisbeeld (1953)
De Stichting 1853-1953 wilde bij de eeuwherdenking van het herstel van de kerkelijke hiërarchie in Nederland in mei 1953 een in brons uit te voeren kruisbeeld (op ongeveer normale lichaamslengte) laten vervaardigen. Een vijftal beeldhouwers, waaronder Charles Vos, nam de uitnodiging voor het maken van een ontwerp aan. De maker van het bekroonde ontwerp zou ƒ 500 (ongeveer € 225) ontvangen terwijl hij bovendien voor het definitieve kruisbeeld opdracht zou krijgen. Het beeld zou bij de feestelijkheden in 1953 te Utrecht geëxposeerd worden in het Aartsbisschoppelijk museum. Daarna zou het beeld te Nijmegen worden geplaatst. [13]
De prijsvraag werd gewonnen door Paul Gregoire uit Teteringen. [14]
Het is niet duidelijk of Charles Vos een ontwerp heeft gemaakt.
 
Kunsthandel Gerards (1954)
De heer J. Gerards, eigenaar van het voormalige Monopole-café aan de Markt, heeft een kleine, zeer geslaagde paleisrevolutie in zijn eigen pand teweeg gebracht. Vanaf zaterdag 18 december 1954 was het café Monopole omgezet in "Kunsthandel Gerards".
Van de café-ruimte zijn alleen de wanden blijven bestaan, doch overigens kent niemand het vroegere interieur terug, een Kunstsalon zou wellicht de beste benaming zijn voor deze totale omzetting. Reeds twee jaren lang had het voormalige Monopole op eigen wijze de kunst gediend door een toevluchtsoord te zijn voor kunstenaars van allerlei geaardheid, in bet bijzonder voor de jongere kunstenaarsgroepering "Galerie Zuid". Uit dit alles was deze kunsthandel gegroeid, welke zaterdagmorgen te 10 uur zonder enige plechtigheid geopend werd. Behalve de parterreruimte was er in de voormalige zaal van Galerie Zuid een ideale ruimte vrijgekomen voor exposities en de verkoop van kunstartikelen. Bij de aanvang hadden de volgende kunstenaars werk aangebracht in kunsthandel Gerards: Han Jelinger, Harrie Schoonbrood, Harry Kooien, Math. Wiegman, Hub Levigne, Jean Viehoff, Vera van Hasselt, Frans Timmermans, Piet Killaars, Charles Eyck, Frans Vos en Jeng Vineken. Bovendien was er werk te zien van de overleden artisten Charles Vos, Henri Jonas en Jos Postmes. [15]
 
 
Jozef en Maria op de ezel met het Kindje Jezus (z.j.)
Huidige locatie onbekend. [17]
Een reliëfplaquette van polychroom geglazuurde kalksteen
Afm.: 38cm x 28cm x 8,5cm
 

[1] Limburger Koerier 5 oktober 1923
[2] Het Vaderland, 14 juni 1939
[3] De Tijd 25 mei 1939
[4] VVV Valkenburg, Limburger Koerier 10 januari 1940
[5] Limburger Koerier, 26 maart 1941
[6] Limburgsch Dagblad 7 juni 1941; Limburger Koerier 11 augustus 1942
[7] Vaderland 1 april 1942
[8] Limburgs Dagblad 15 mei 1948
[9] Limburger Koerier 9 maart 1939
[10] De Tijd 12 oktober 1939
[11] Limburg Dagblad 31 augustus 1950, Limburgs Dagblad 11 maart 1954
[11a] Artikel gebaseerd op: Moorman, de hemel op aarde; De Sint-Lambertuskerk en haar inventaris. Stichting Beheer Kunstschatten Sint Lambertus, Horst 2013, blz 31 t/m 76 (algemeen gedeelte), blz. 63,67,70 en 122 (Charles Vos)
[12] Limburgs Dagblad 31 augustus 1951
[13] Limburgs Dagblad 24 september 1952
[14] Limburgs Dagblad 30 december 1952
[15] Limburg Dagblad, 18 december 1954
[17] Aangeboden bij Van Stockums Veilingen op 4 april 2004, prijs € 150

ST. ODILIABEELD VOOR HET KRUISHERENKLOOSTER ST. AGATHA (CUYK)

St. Odiliabeeld
Kruisherenklooster St Agatha, Kloosterweg 5435 XD St. Agatha (Cuyk)
Model van gips en
Eikenhouten beeld
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1952]
Van beide beelden is de locatie onbekend
 
St. Odilia [1]
Alvorens de correspondentie tussen het Kruisherenklooster en Charles Vos nader te bestuderen, is het van belang eerst aandacht te besteden aan St. Odilia.
De Heilige Odilia van Keulen (ook wel Odilia van Britannië genoemd) is de patroonheilige van de Kruisheren. Zij wordt vaak verward met Odilia van de Elzas, die aangeroepen wordt tegen oogkwalen.
De Kruisheer Hubertus Dinart schreef in 1292 de translatio S Odiliae. Zij vluchtte met Ursala en een tiental dienstmeisjes uit Britannië (Engeland) naar Rome. Ze voeren de Rijn af en werden in de omgeving van Keulen omstreeks 300 door de Hunnen vermoord.
De legende van de Heilige Odilia heeft twee historische achtergronden: De vervolgingen van de Christenen door de Romeinse keizer Diocletianus (284-305) in Keulen en het vermoorden door de Hunnen van een schare gevluchte Keltische maagden bij de stad Keulen, vermeldt in een inscriptie van Climatius, een Romein uit de 4e eeuw. Deze inscriptie is te vinden in de St.Ursulakerk in de Altstadt van Keulen.
Haar gebeente werd begraven in de buurt van de St.Gereon in de Keulse Altstadt, en in 1287 opgegraven, nadat de lekenbroeder van de orde van de Kruisheren Joannes van Eppa een visioen had gehad. De Heilige verzocht hem haar gebeente over te brengen van Keulen naar het klooster Clairlieu van de Kruisheren te Hoei. De Heilige wees hem nauwkeurig de plaats aan bij een inwoner van Keulen, in wiens tuin haar gebeente begraven lag. De overbrenging naar Hoei vond begin juli 1287 plaats. Odilia wordt sindsdien beschouwd als patrones van de Kruisheren. Tijdens de Franse Revolutie werd het klooster van Clairlieu opgeheven en het relikwieschrijn van de heilige Odilia naar het klooster Mariënlof overgebracht. De reliek werd onder een aantal Kruisherenkloosters verdeeld.
De eerste kroniek stamt uit 1292 en velen verschijnen er in de loop der eeuwen. Deels is de eerst kroniek bewaard gebleven. In het klooster van Onze Lieve Vrouwe van Kolen bij Kerniel ( België ) bevindt zich de oudste reliekschrijn van de H.Odilia.

Correspondentie tussen de Kruisheren en Charles Vos. [2]
Charles Vos ontving in de eerste maanden van 1950 een opdracht van het kruisherenklooster St. Agatha te Cuyk voor het maken van een eikenhouten beeld van de heilige Odilia.
In een brief van 12 juni 1950 aan het klooster gaf hij aan dat hij het beeld zeer graag zou willen maken, maar het op dat moment erg druk had met ander werk. Hij vroeg of de opdracht doorgeschoven kon worden naar het begin van het volgende jaar. Hij gaf een prijsindicatie van fl. 650 ( ongeveer € 300).
Pater A v.d. Pasch heeft blijkens een schrijven uit 1952 bij de opdrachtverstrekking aan Charles Vos instructies gegeven door verwijzing naar bepaalde illustraties in publicaties.
Hij schreef "U ontving tegelyk met de opdracht een fascikel van Verzamelde opstellen van de geschiedkundige Kring van Hasselt, dat een studie met illustraties bevat van het reliekschryn van S Odilia uit de 14e eeuw te Kerniel in België, een ander boekje van Dr H v. Rooyen, St Odilia historie of legende, met aan het einde meerdere reproducties van voorstellingen van St Odilia; en een afdruk van een kopergravure". (zie afbeelingen)
In een schrijven van 15 oktober 1950 gaf Charles Vos aan Pater v.d. Pasch aan dat het werk aan het verzetsmonument voor Roermond bijna afgerond was en hij in november kon starten met het beeld van St. Odilia. Op de brief werd door een kloosterling een notitie geschreven "30 oct kunnen we dan zeker zijn. Of zullen we een ander beeldhouwer zoeken?"
In mei 1951 zend Vos het model voor het St Odabeeld (sic) naar St. Agatha en sprak de hoop uit " 't tijdig en ongeschonden aankomt en dat ik de kist met beeld en goedkeuring spoedig kan terug verwachten." Dit is begin van de spraakverwarring die een grote rol zal spelen in het vervolg. De eerste versie van het gipsen beeld werd afgekeurd. Waarschijnlijk heeft Vos een beeld van St. Oda gemaakt in plaats van St. Odilia. Het model van het beeld heeft een vogel in zijn hand, een attribuut van de Heilige Oda.
Pater v.d Pasch beschreef in een brief aan Vos de iconografie van St. Odilia "daar de translatio, de overbrenging van de reliquiën het oudste feest is, staat er gewoonlyk een urn aan de voeten van het beeld; om haar beschrijving van de Orde is S Odilia dikwyls afgebeeld met een vaantje met ordeskruis, dat begrypelyk soms verdween, zodat alleen een kruisstaf overbleef. .. Dan heeft S Olilia gewoonlyk een kroontje".
Tijdens het transport ging het gipsen beeld stuk.
Door het ontbreken van een deel van correspondentie is het vervolg niet helemaal duidelijk. Waarschijnlijk heeft Vos vervolgens een houten beeld vervaardigd en daarna nogmaals aangepast. De Kruisheren waren niet tevreden. Proir Selden schrijft: "het beeld terug-ontvangen met zeer weinig verandering. Mag ik zo vrij zijn te zeggen, dat dit een goedkope oplossing is. 't Beeld is eenmaal bedoeld van de beginne als een "Oda-beeld". ... U heeft de vogel wel laten verdwijnen uit de hand v. Oda, maar de hand en arm niet verder bijgewerkt, zodat die plek opvalt. Ik had eerlijk gezegd verwacht, dat U, na mijn laatste schrijven [3]  , waarin ik mijn teleurstelling uitdrukte, 't voorstel doen een nieuw ontwerp te maken na de verschillende gegevens die A v d Pasch U indertijd heeft toegezonden. Ik meen, dat U onze opdracht niet heeft uitgevoerd; wellicht vindt U elders een plaats voor dit Oda-beeld". In een PS gaf de prior aan dat hij Vos ook beelden van St. Jozef, Antonius en het Heilig Hart had willen laten vervaardigen.
Vos schrijft aan de proir "het spijt mij zeer dat 't beeld van de H. Odilia U zooveel ongenoegen heeft bezorgd. Het houten beeld heb ik terug ontvangen". Hij biedt aan het beeld aan te passen aan de wensen van de prior.
Waarschijnlijk is het eikenhouten beeld in oktober 1952 tentoongesteld in Meerssen. In het Limburgs Dagblad staat over deze tentoonstelling : "een mooie en in hout uitgevoerde Sint Odilia, die nog van recente datum schijnt te zijn" [4]
Daarna is niets meer teruggevonden over het beeld.

 23330b

afbeelding H. Odilia met attributen

23330a

Reliekschrijn Kerniel België

 


[1] Wikipedia mei 2013, www.parochiebaarlo.nl/odilia
[2] Helaas is de correspondentie niet compleet. Ze bestaat uit een zestal brieven van Vos aan het klooster en twee brieven van het klooster aan Vos.
Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven te St. Agatha (Cuyk), code AR-P017SA, archiefinventaris Kruisherenklooster St. Agatha, inv. nr 2561. Brieven van Charles Vos aan het klooster12 juni 1950; 15 oktober 1950; 8 mei 1951, ongedateerde brief (waarschijnlijk maart 1952), 24 januari of 24 april 1952 en een factuur; en twee brieven van het klooster aan Charles Vos: 15 maart 1952 van pater A v.d. Pasch en 18 maart 1952 van prior en pastoor P.J. Selten.
[3] Deze brief ontbreekt
[4] Limburgs Dagblad 27 september, 3, 4 en 8 oktober 1952