www.charlesvos.nl

DefaultCms2CmsCategory

DefaultCms2CmsCategory (313)

donderdag, 05 september 2013 10:47

KRUISWEGEN INLEIDING

Kruiswegstaties inleiding [1]

De Kruisweg (Via Crucis of Via Dolorosa in het Latijn) is een onderdeel van de totale traditie van het Christelijke Paasfeest. Het is een nabootsing van de lijdensweg van Christus vanaf het gerechtsgebouw (het paleis van de Romeinse procurator Pontius Pilatus) tot op de heuvel Golgotha, de plaats van zijn terechtstelling.
Het woord statie is afgeleid van het Latijnse woord statio, dat het staan of stilstaan betekent.
In de Rooms-Katholieke traditie is het sinds de vijftiende eeuw ook een godsdienstoefening, die onder andere op Goede Vrijdag plaatsvindt. Tijdens de Kruisweg gaan de gelovigen biddend en herdenkend langs veertien zogenaamde kruiswegstaties. Een kruiswegstatie is een schilderij of reliëf dat een scène uit de lijdensweg van Jezus en zijn stervensproces uitbeeldt. De godsdienstoefening wordt door auteurs aan verschillende bronnen toegeschreven. Zo zou de kruiswegoefening teruggaan op de H. Maagd Maria die in Jeruzalem de plaatsen van de Via Dolorosa bezocht. Algemeen wordt echter vooral de werkzaamheid van de H. Franciscus van Assisi verantwoordelijk geacht voor de verspreiding van de gebeden Kruisweg.
 
 
1 Jezus wordt ter dood veroordeeld
2 Jezus neemt het kruis op zijn schouders
3 Jezus valt voor de eerste maal onder het kruis
4 Jezus ontmoet zijn Heilige Moeder
5 Simon van Cyrene helpt Jezus het kruis te dragen
6 Veronica droogt het aangezicht van Jezus af
7 Jezus valt voor de tweede maal
8 Jezus troost de wenende vrouwen
9 Jezus valt voor de derde maal
10 Jezus wordt van zijn kleding beroofd
11 Jezus wordt aan het kruis genageld
12 Jezus sterft aan het kruis
13 Jezus wordt van het kruis afgenomen
14 Jezus wordt in het graf gelegd
 
 
Op een aantal plaatsen is er later nog een statie aan toegevoegd, de zogenaamde paasstatie, die uitbeeldt hoe Jezus Christus verrijst uit de doden, nadat Hij door het kruisoffer de mensen verlost heeft.
In 1741 werd de kruisweg verplicht in alle Rooms-katholieke kerken.
 
Toelichting bij de veertien staties:[2]
De Romeinse stadhouder Pontius Pilatus veroordeelt Jezus ter dood omdat hij zich zou uitgeven voor 'Koning der Joden'. Volgens de evangelies hadden joodse priesters sterk aangedrongen op die veroordeling. In de bijbel geeft Pilatus aan zich daarom niet verantwoordelijk te voelen: hij waste zijn handen, 'in onschuld'. (1)
Volgens de evangelies werd Jezus na zijn veroordeling eerst gegeseld, alvorens hij de doornenkroon op kreeg en bespot werd. Vervolgens lag buiten het kruis op hem te wachten. (2)
Verzwakt door het bloedverlies ten gevolge van de geseling en de doornenkroon, valt Jezus. (3)
Jezus ontmoet zijn Moeder. (4)
Simon van Cyrene was een toevallige passant, komende van zijn akker, die opgedragen werd het kruis van Jezus over te nemen. Wellicht vreesden de Romeinen dat Jezus anders niet tot aan Golgotha zou komen. (5)
De overlevering wil dat in de doek waarmee ene Veronica Jezus verfriste, een afdruk van zijn gezicht achterbleef. In de bijbel komt de naam Veronica niet voor. Meestal wordt Lukas 23:27 genoemd als bron voor de legende, omdat daar sprake is van een grote menigte van volk en van vrouwen, die ook weenden en Hem beklaagden. De naam Veronica is afgeleid van de Latijnse woorden vera icon: ware afbeelding. (6)
Jezus valt voor de tweede keer. In de bijbel staat niets over vallen, bezwijken of struikelen. Het valt niet uit te sluiten dat dit bedacht is om de zwaarte van de relatief korte tocht te onderstrepen. Het zou de enorme last illustreren van de zonden van alle mensen, die Jezus immers op zich had genomen. (7)
Lukas 23:28-31: Gij dochters van Jeruzalem! weent niet over Mij, maar weent over uzelven, en over uw kinderen. [..]. Dit wordt wel gezien als een aankondiging van de verwoesting van de tempel (in 70 n.C.); met andere woorden "treur niet nu, straks wordt het pas ernst".  De achtste statie geeft de wenende vrouwen weer. (8)
Jezus valt voor de derde keer en staat weer op. Ondanks zijn goddelijke aard is Jezus vastbesloten te sterven als een mens. (9)
Johannes 19:23-24: De krijgsknechten dan [..] namen zijn klederen. Een deel ervan verloten ze onder elkaar. (10)
Jezus wordt aan het kruis genageld. (11)
Bovenop het kruis werd een bordje met de letters I N R I bevestigd: Iesus Nazarenus Rex Iudaeorum, Latijn voor Jezus van Nazareth, Koning der Joden. Vlak voor hij sterft, spreekt hij: Vader, vergeef het hun; want zij weten niet, wat zij doen (Lukas 23:34). (12)
Kruisiging was in die tijd geen ongewone straf. Meestal lieten de Romeinen de gestorvenen hangen, ten prooi aan aaseters. Een zekere Jozef van Arimathea krijgt van Pilatus toestemming om het lichaam te begraven. Deze Jozef was volgens Johannes in het geheim een volgeling van Jezus, Johannes 19:38: [..] die een discipel van Jezus was, maar bedekt om de vreze der Joden [..]. (13)
Hij wikkelt het lichaam in doeken, en legt het in een uit de rotsen gehouwen graf. Johannes schrijft dat hij daarbij geholpen werd door Nicodemus. Het graf had Jozef voor zichzelf laten maken. Ook over deze Jozef ontstonden buiten de bijbel legendes: hij zou bloed van Christus in een kelk hebben opgevangen, de zgn. Heilige Graal. Later zou hij met die graal naar Engeland zijn vertrokken. (14)
 
 

[1] Wikipedia 2008, kruiswegstaties
[2] www.statenvertaling.net (april 2008)

 

KRUISBEELD CENTRALE GEDENKPLAATS KAPUCIJNEN NEDERLAND (Velp bij Grave)

 

Kruisbeeld
Tot 2013 heeft dit beeld gestaan op het Bredase kloosterkerkhof dat vanwege de sluiting van het klooster geruimd zal worden. In het in 1998 verschenen gedenkboek, ter gelegenheid van het 100-jarige bestaan van het Bredase Kapucijnenklooster, werd Charles Eijck als maker van het kruisbeeld vermeld. Later werd vastgesteld dat niet hij maar Charles Vos de maker van het beeld was. [1]
 
De Kapucijnenen Nederland hebben het architectenbureau Snijders en Van Stekelenberg te Boxtel benaderd voor het ontwerpen voor een gedenkplaats om de gedachte aan alle Nederlandse Kapucijnen levend te houden. Deze plaats komt in Velp bij Grave.
Het kruisbeeld krijgt aldaar een centrale plaats.
Tussen augustus 2013 en februari 2014 is het kruisbeeld in restauratie-atelier Restaura in Haelen onder leiding van restaurateur Jo Kempkens gerestaureerd. Het oude, deel verrotte kruis is door een nieuwe eikenhouten kruis vervangen. Het Christusbeeld is gereinigd en kleine beschadigingen zijn hersteld.
In mei 2014 is de gedenkplaats officieel geopend met centraal het tegen een muur geplaatste kruisbeeld van Charles Vos. [2]
Isabelle Paulussen wijst de toekenning aan Vos op basis van stijlkenmerken af en houdt Charles Eijck als maker aan. Op een houten kruis hangt het uitgemeergelde lichaam van Christus. Zijn armen, schuin omhoog, zijn aan het kruis vastgenageld. Zijn bovenlichaam is rechts gewend en hij is
iets door zijn knieën gezakt. Zijn hoofd, voorzien van een doornenkroon en nimbus, kijkt naar boven. Hij draagt een lendedoek die naar links afhangt. Zijn voeten zijn naast elkaar steunend op een console aan het kruis vastgenageld.
 
 

23331a

foto: P. van Asseldonk (begraafplaats klooster Breda)

23331b

foto: P. van Asseldonk (begraafplaats klooster Breda)

 

 

 

Restauratie-atelier (foto P. van Asseldonk)

 

 

gedenkplaats Velp (foto P. van Asseldonk)

 

gedenkplaats Velp (foto P. van Assldonk)

 

 


[1] Isabelle Paulussen wijst de toekenning aan Vos op basis van stijlkenmerken af en houdt Charles Eijck als maker aan. 
[2] dit artikel is gebaseerd op:
Asseldonk, Piet van; in Kapkoord 53e jg nr 3 augustus 2013 blz. 6 en 7.
Asseldonk, Piet van; Kruisbeeld met een verhaal in Kapkoord 54e  nr 2 mei 2014 blz. 10
emails met P. van Asseldonk in februari en maart 2014

Continium Discoverycenter Kerkrade

Museumplein 2, 6961 MA Kerkrade
De basis van de collectie van Discovery Center Continium wordt gevormd door de collectie van het voormalige Mijnmuseum Rolduc. De collectie van het Mijnmuseum werd tussen 1970 en 1974 bijeengebracht in opdracht van de Staatsmijnen.
Vanaf 1994 werd de mijnbouwcollectie aangevuld met objecten die door de nieuwe stichting Industrion actief werden verzameld. De oorspronkelijke missie van Industrion - de wisselwerking tussen industrie en samenleving in Limburg gedurende de laatste anderhalve eeuw - leverde door de jaren heen een versnipperde collectie op. Het verzamelbeleid werd onder de loep genomen en bijgesteld. Vanaf juni 2009 is de "nieuwe" collectie van Continium Discovery Center Kerkrade, bestaande uit een vijftal deelcollecties, grotendeels te bewonderen in de Hall of Fame.[1]
Buste Raymond Pierre
Gips, gepatineerd
Gesigneerd Ch.Vos Maastricht 1924 (op de achterzijde), gedateerd 1924. (aanwezig in de Hall of Fame)
Afmetingen: hoogte 62cm, breedte 32cm en diepte 38cm
 
 
Paul Hubert Raymond (roepnaam Raymond) Pierre werd te Maastricht geboren op 16 juli 1857. Hij doorliep de Gemeente HBS in zijn geboortestad. Vervolgens ging hij studeren aan de Technisch Hochschule in Aken waar hij in 1883 zijn studie tot ingenieur mijnbouwkunde en hoogovens met goed gevolg afsloot. Zijn eerste ervaringen als mijningenieur deed hij op in het Ruhrgebied om in 1892 te vertrekken naar Nederlands Indië (Sumatra) waar hij benoemd was tot directeur van de Nederlandse staatsmijn Ombilin.
Toen in geboorteprovincie Limburg op 26 juni 1899 de Sociéte des Charbonnages Réunies Laura et Vereeniging SA werd opgericht, solliciteerde hij naar de directeursfunctie. Op 1 januari 1900 startte hij in zijn nieuwe functie. In Eygelshoven werd onder zijn leiding gestart met de aanleg van de mijn Laura. In respectievelijk 1910 en 1920 werd de hoofddirectie uitgebouwd met commercieel diecteur Schweitzer gevolgd door een technisch directeur Gadoit.
In januari 1925 werd het zilveren jubileum van Pierre gevierd met het personeel van de mijn en de inwoners van Eygelshoven. In juni van dat jaar nam hij op 68-jarige leeftijd ontslag en trad toe tot de Raad van Beheer, een functie die hij bekleedde tot aan zijn dood op 12 januari 1938 te Aken. [2]

Waarschijnlijk heeft Charles Vos dit beeld vervaardigd ter gelegenheid van het zilveren dienstjubileum van Raymond Pierre op 1 januari 1925. Of het gipsenbeeld als voorstudie (ontwerp) was bedoeld om later in brons of steen te worden vervaardigd is niet duidelijk. Op een console is het hoofd van Pierre "en face" afgebeeld. Typerend zijn de gekrulde snor en de lange baard van de jubilaris.

Op de voorzijde op de console de tekst:
R. PIERRE
DIRECTEUR GENERAAL
1900 (logo in cirkel) 1925


41501

afbeelding: www.demijnen.nl 

 


[1] www.continium.nl , juni 2013
[2] Gebaseerd op artikel van S. Langeweg "Buste Raymond Pierre door Charles Vos (1924)", www.demijnen.nl , juni 2013; Limburgs Dagblad van 30 december 1924, 3 en 5 januari 1925
GEDENKPLAAT VOOR OORLOGSSLACHTOFFERS (Rolduc, Kerkrade)
Adres: Rolduc, Kerkrade
Gedenkplaat voor de oorlogsslachtoffers, een marmeren plaat met in brons de namen en de decoraties.[1]
Op 3 september 1951 vonden een tweetal plechtigheden in Rolduc plaats waarbij nieuwe klokken, die er kwamen voor de in de oorlog verloren gegane klokken, ingezegend werden en vond de onthulling van een gedenkplaat voor oorlogsslachtoffers plaats.
Aansluitend aan deze klokkeninzegening vond in een der abdijgangen de andere plechtigheid plaats. Namelijk de onthulling van een gedenkplaat ter nagedachtenis van de door Rolduc betreurde oorlogsslachtoffers. Deze gedenkplaat van de hand van Charles Vos werd door de voorzitter van het monumentencomité, dr. Win. Roukens, lector aan de R.K. Universiteit van Nijmegen, met een kort woord overgedragen aan de leiding van Rolduc.
President Vandermühler aanvaardde namens de Rolducse gemeenschap dit "heerlijk en kostbaar bezit met grote piëteit en hoogachting".
De toespraak van dr. Win. Roukens werd gepubliceerd in het jaarboek 1952 van Rolduc. Hieronder enige fragmenten uit zijn toespraak:
"Gegaan ben ik door de witte zonnige gangen rond het bloeiend Carré! De blanke stilte vertelde mij, zoals altijd, van onbezorgde blije jeugd die hier rondwandelde, levendig uitpratend de in hen zingende idealen van..... later.
Gestaan heb ik voor de grijsmarmeren plaat aan de witte wand:
"Religioni et Regi"
Gestaard heb ik op de bronzen letters en gelezen namen van diezelfde jongens, waarachter een jaartal van ...... later ......
Met eerbied en huivering las ik die namen één voor één; en achter alle klonken in mij telkens weer de veelbetekenende en toch raadselachtige woorden: strijd! dood! held!...
Welke strijd? welke dood? welke heldhaftigheid?......" 
"Ik zag mannen gesneuveld in Nederland en Indonesië, martelaren doodgehongerd en doodgepijnigd in Nederlandse en Duitse concentratiekampen; gefusilleerde en, misschien de jammerlijken van allen, vermisten.
Van mannen van boven de zestig las ik en van jongemannen die de twintig nauwelijks waren gepasseerd! Van onverschrokken en onverzettelijke helden op het veld van eer, vóór het vuurpeleton, in vertrekken van folterend verhoor, in besmette barakken en in folterkamers; van helden van de daad, van het woord, van de passie en van het rots­starre, sterke, beierend ...... zwijgen.
Ik keek in het strijdbare, harde gelaat van de onverschrokken officier, gereed tot aanval en afslaan en óók in de zachte, schuchtere ogen van de jonge priester, die door zijn niet verwachte heroieke soldatengeest van de stille held des geloofs, voor de gillende Über­mensch en de bloeddorstige beul een prikkelende uitdaging moet zijn geweest."
Op de plaat staan de 48 namen vermeld van hen die in de jaren 1940-1950 hun leven lieten in de strijd, door het oorlogsgeweld omkwamen of gestorven zijn in gevangenschap.
De marmeren plaat kent een tweedeling. Bovenaan beide kolommen staat een kruis. Tussen deze kruizen is de afbeelding te vinden.
De tekst:

                  ) TOT EER (                                               ) VAN GOD (

            TER HERINNERING                                          AAN HEN DIE ONS

            ONTVIELEN IN DE                                           STRIJD DER JAREN

              1940  -  1945                                                 1949  -  1950

Vervolgens zijn de overledenen in drie groepen in een tweetal kolommen ondergebracht:
Gevallen en gefusileerd:
16 namen en jaren dat zij verbonden waren aan Rolduc
Gestorven in gevangenschap:
30 namen en jaren dat zij verbonden waren aan Rolduc
Omgekomen door oorlogsgeweld
2 namen en jaren dat zij verbonden waren aan Rolduc
Onderaan de tekst:
                        RELIGIONI                                                ET REGI

Het tafereel centraal bovenaan is van de hand van Charles Vos en geeft een drietal personen weer. Zij stralen wanhoop uit.
Op een plaat staat centraal een priester "en profil", die zijn armen ten hemel heeft geheven, met zijn hoofd enigszins naar rechts gebogen. Naast hem, rechts, zit geknield, in een onnatuurlijke houding, een biddend persoon met gevouwen handen voor zich die opkijkt naar de priester. Aan de andere zijde een staande, door zijn knieën gezakte persoon, eveneens in een onnatuurlijke houding met zijn over elkaar gekruiste armen op zijn borst, zijn hoofd liggend op zijn rechterschouder. Door de krampachtige houding van de personen geeft Vos de wanhoop weer die leeft na het verlies van zoveel personen door het oorlogsgeweld.

 

3230a

 

3230b

3230c 3230d

 
de onthulling van de plaquette                                                                                                                                                    de toespraak bij de onthulling
 
 
 

[1] Limburgs Dagblad 31 augustus 1951; Limburgs Dagblad 4 september 1951; De Tijd 4 september 1951

 
 
MARIA MET KIND (Abdissenbosch)
Adres: kruising Gravenweg/Jagerspad, Abdissenbosch (Landgraaf)
Geglazuurde chamotte klei
Niet gesigneerd, niet gedateerd [rond 1953]
Afmetingen.: hoogte 44cm, breedte 21cm en diepte 14cm
 
Dit Mariakapelletje dateert uit 1922. Pastoor Meys liet het bouwen. Het werd in 1991 door belangenvereniging "D 'r Bösch" verplaatst naar de huidige locatie.
Een onverlaat heeft begin jaren vijftig van de vorige eeuw het glas van de kapel stukgeslagen en het beeld vernield. De parochianen, samen met enkele gulle gevers, hebben geld bij elkaar gebracht voor de aankoop van een nieuw beeld. Deze keuze viel op een Mariabeeld van Charles Vos, een van de laatste werken die hij voor zijn dood heeft gemaakt.
In 1956 werd nogmaals het glas vernield en het Mariabeeld en op straat gelegd. Gelukkig werd het op tijd gevonden voordat het door het verkeer vernield zou zijn.[1]
Een kapelletje met zadeldak opgemetseld in steen met aan de voorzijde een altaar (blauwe planken bovenop) van natuurstenen. Bovenaan een driehoekig plaatje met de tekst "AVE MARIA". Centraal is een nis met een half boog waarin het Mariabeeld staat opgesteld. Rondom de nis de tekst: "Bid voor ons die onze toevlucht tot U neme".
Maria is ten voeten uit staande afgebeeld. Zij draagt een rijk geplooide blauwe mantel. Op haar hoofd draagt zij, over een witte sluier die een haarband vrij laat, een kroon. In haar rechter vooruitgestoken hand houdt ze een granaatappel vast. Haar hoofd is enigszins naar links afgewend. Haar ogen zijn gesloten.
Haar linkerarm houdt ze in een hoek van negentig graden als steun voor haar zoon die "en face" tegen haar aan zit. Zijn linkerarm houdt hij vooruit met in de hand een granaatappel.

23246a

 

23246b 23246c

 

 

 


[1] Limburgs Dagblad, 9 februari 1956

 

ST. ODILIABEELD VOOR HET KRUISHERENKLOOSTER ST. AGATHA (CUYK)

St. Odiliabeeld
Kruisherenklooster St Agatha, Kloosterweg 5435 XD St. Agatha (Cuyk)
Model van gips en
Eikenhouten beeld
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1952]
Van beide beelden is de locatie onbekend
 
St. Odilia [1]
Alvorens de correspondentie tussen het Kruisherenklooster en Charles Vos nader te bestuderen, is het van belang eerst aandacht te besteden aan St. Odilia.
De Heilige Odilia van Keulen (ook wel Odilia van Britannië genoemd) is de patroonheilige van de Kruisheren. Zij wordt vaak verward met Odilia van de Elzas, die aangeroepen wordt tegen oogkwalen.
De Kruisheer Hubertus Dinart schreef in 1292 de translatio S Odiliae. Zij vluchtte met Ursala en een tiental dienstmeisjes uit Britannië (Engeland) naar Rome. Ze voeren de Rijn af en werden in de omgeving van Keulen omstreeks 300 door de Hunnen vermoord.
De legende van de Heilige Odilia heeft twee historische achtergronden: De vervolgingen van de Christenen door de Romeinse keizer Diocletianus (284-305) in Keulen en het vermoorden door de Hunnen van een schare gevluchte Keltische maagden bij de stad Keulen, vermeldt in een inscriptie van Climatius, een Romein uit de 4e eeuw. Deze inscriptie is te vinden in de St.Ursulakerk in de Altstadt van Keulen.
Haar gebeente werd begraven in de buurt van de St.Gereon in de Keulse Altstadt, en in 1287 opgegraven, nadat de lekenbroeder van de orde van de Kruisheren Joannes van Eppa een visioen had gehad. De Heilige verzocht hem haar gebeente over te brengen van Keulen naar het klooster Clairlieu van de Kruisheren te Hoei. De Heilige wees hem nauwkeurig de plaats aan bij een inwoner van Keulen, in wiens tuin haar gebeente begraven lag. De overbrenging naar Hoei vond begin juli 1287 plaats. Odilia wordt sindsdien beschouwd als patrones van de Kruisheren. Tijdens de Franse Revolutie werd het klooster van Clairlieu opgeheven en het relikwieschrijn van de heilige Odilia naar het klooster Mariënlof overgebracht. De reliek werd onder een aantal Kruisherenkloosters verdeeld.
De eerste kroniek stamt uit 1292 en velen verschijnen er in de loop der eeuwen. Deels is de eerst kroniek bewaard gebleven. In het klooster van Onze Lieve Vrouwe van Kolen bij Kerniel ( België ) bevindt zich de oudste reliekschrijn van de H.Odilia.

Correspondentie tussen de Kruisheren en Charles Vos. [2]
Charles Vos ontving in de eerste maanden van 1950 een opdracht van het kruisherenklooster St. Agatha te Cuyk voor het maken van een eikenhouten beeld van de heilige Odilia.
In een brief van 12 juni 1950 aan het klooster gaf hij aan dat hij het beeld zeer graag zou willen maken, maar het op dat moment erg druk had met ander werk. Hij vroeg of de opdracht doorgeschoven kon worden naar het begin van het volgende jaar. Hij gaf een prijsindicatie van fl. 650 ( ongeveer € 300).
Pater A v.d. Pasch heeft blijkens een schrijven uit 1952 bij de opdrachtverstrekking aan Charles Vos instructies gegeven door verwijzing naar bepaalde illustraties in publicaties.
Hij schreef "U ontving tegelyk met de opdracht een fascikel van Verzamelde opstellen van de geschiedkundige Kring van Hasselt, dat een studie met illustraties bevat van het reliekschryn van S Odilia uit de 14e eeuw te Kerniel in België, een ander boekje van Dr H v. Rooyen, St Odilia historie of legende, met aan het einde meerdere reproducties van voorstellingen van St Odilia; en een afdruk van een kopergravure". (zie afbeelingen)
In een schrijven van 15 oktober 1950 gaf Charles Vos aan Pater v.d. Pasch aan dat het werk aan het verzetsmonument voor Roermond bijna afgerond was en hij in november kon starten met het beeld van St. Odilia. Op de brief werd door een kloosterling een notitie geschreven "30 oct kunnen we dan zeker zijn. Of zullen we een ander beeldhouwer zoeken?"
In mei 1951 zend Vos het model voor het St Odabeeld (sic) naar St. Agatha en sprak de hoop uit " 't tijdig en ongeschonden aankomt en dat ik de kist met beeld en goedkeuring spoedig kan terug verwachten." Dit is begin van de spraakverwarring die een grote rol zal spelen in het vervolg. De eerste versie van het gipsen beeld werd afgekeurd. Waarschijnlijk heeft Vos een beeld van St. Oda gemaakt in plaats van St. Odilia. Het model van het beeld heeft een vogel in zijn hand, een attribuut van de Heilige Oda.
Pater v.d Pasch beschreef in een brief aan Vos de iconografie van St. Odilia "daar de translatio, de overbrenging van de reliquiën het oudste feest is, staat er gewoonlyk een urn aan de voeten van het beeld; om haar beschrijving van de Orde is S Odilia dikwyls afgebeeld met een vaantje met ordeskruis, dat begrypelyk soms verdween, zodat alleen een kruisstaf overbleef. .. Dan heeft S Olilia gewoonlyk een kroontje".
Tijdens het transport ging het gipsen beeld stuk.
Door het ontbreken van een deel van correspondentie is het vervolg niet helemaal duidelijk. Waarschijnlijk heeft Vos vervolgens een houten beeld vervaardigd en daarna nogmaals aangepast. De Kruisheren waren niet tevreden. Proir Selden schrijft: "het beeld terug-ontvangen met zeer weinig verandering. Mag ik zo vrij zijn te zeggen, dat dit een goedkope oplossing is. 't Beeld is eenmaal bedoeld van de beginne als een "Oda-beeld". ... U heeft de vogel wel laten verdwijnen uit de hand v. Oda, maar de hand en arm niet verder bijgewerkt, zodat die plek opvalt. Ik had eerlijk gezegd verwacht, dat U, na mijn laatste schrijven [3]  , waarin ik mijn teleurstelling uitdrukte, 't voorstel doen een nieuw ontwerp te maken na de verschillende gegevens die A v d Pasch U indertijd heeft toegezonden. Ik meen, dat U onze opdracht niet heeft uitgevoerd; wellicht vindt U elders een plaats voor dit Oda-beeld". In een PS gaf de prior aan dat hij Vos ook beelden van St. Jozef, Antonius en het Heilig Hart had willen laten vervaardigen.
Vos schrijft aan de proir "het spijt mij zeer dat 't beeld van de H. Odilia U zooveel ongenoegen heeft bezorgd. Het houten beeld heb ik terug ontvangen". Hij biedt aan het beeld aan te passen aan de wensen van de prior.
Waarschijnlijk is het eikenhouten beeld in oktober 1952 tentoongesteld in Meerssen. In het Limburgs Dagblad staat over deze tentoonstelling : "een mooie en in hout uitgevoerde Sint Odilia, die nog van recente datum schijnt te zijn" [4]
Daarna is niets meer teruggevonden over het beeld.

 23330b

afbeelding H. Odilia met attributen

23330a

Reliekschrijn Kerniel België

 


[1] Wikipedia mei 2013, www.parochiebaarlo.nl/odilia
[2] Helaas is de correspondentie niet compleet. Ze bestaat uit een zestal brieven van Vos aan het klooster en twee brieven van het klooster aan Vos.
Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven te St. Agatha (Cuyk), code AR-P017SA, archiefinventaris Kruisherenklooster St. Agatha, inv. nr 2561. Brieven van Charles Vos aan het klooster12 juni 1950; 15 oktober 1950; 8 mei 1951, ongedateerde brief (waarschijnlijk maart 1952), 24 januari of 24 april 1952 en een factuur; en twee brieven van het klooster aan Charles Vos: 15 maart 1952 van pater A v.d. Pasch en 18 maart 1952 van prior en pastoor P.J. Selten.
[3] Deze brief ontbreekt
[4] Limburgs Dagblad 27 september, 3, 4 en 8 oktober 1952
KRUISBEELD (DE ROZENKRANSKAPEL ALTO BISTA ARUBA)
Adres: Aruba
 
De eerste kapel dateert van 1150. Kort na 1816 raakte de kapel in verval. Gabriel Ruiz haalde het antieke Spaanse kruis uit het puin. Via omzwervingen kwam het in de vijftig van de vorige eeuw in bezit van Shon Kita Henriquez, die het kruis door Charles Vos liet restaureren.
Inmiddels was de oude kapel opnieuw opgebouwd en werd kruis in 1952 overgedragen aan de beheerder van de kapel. Op 25 mei 1952 ging Mgr. Zeppenveld naar Aruba om de kapel in te zegenen. [1]

23329

 


[1] Amigo de Curaçao 21 april 1955; Hartog Johan, ARUBA'S OUDSTE KERK 1750-1816-1952

vrijdag, 31 mei 2013 00:00

St. Amorkapel (Munsterbilzen)

ST. AMOR IN HET MUNSTERBOS (MUNSTERBILBILZEN)
Adres: St. Amorkapel in de noordoostelijke bossen (Munsterbos) van Munsterbilzen
 
De Sint Amorkapel is door haar bouwstijl een merkwaardig gebouw in de noordoostelijke bossen van Munsterbilzen. De kapel werd gebouwd met afbraakmateriaal van in de Tweede Wereldoorlog verwoeste monumenten. Het gebouw heeft het uitzicht van een mini-burcht met ronde hoektorentjes.[1]
In maart 2008 hebben vandalen veel schade aangericht. Ze zijn na het intikken van een zijruitje de kapel ingeklauterd en hebben o.a. het beeld van St. Amor en dat van Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen
vernield. [2]
Het vernielde beeld is niet meer gerestaureerd, maar weggegooid.[3]
Het St. Amorbeeld is een kopie van het beeld op het St. Amorsplein in Maastricht. Het beeld werd door de weduwe van Vos aan de parochie Munsterbilzen afgestaan en werd geplaatst in de boskapel in Munsterbilzen. [4]

23327a 23327b

 

23327c

Het Belang van Limburg


[1] Email René Daerden van 17 mei 2013; www.landrada.be
[2] Het Belang van Limburg 26 maart 2008
[3] Mededeling van de beheerder van de kapel, de heer Mets (telefoon 3 juni 2013)
[4] Limburgs Dagblad 11 oktober 1955
CONGREGATIE DER ZUSTERS VAN "DE VOORZIENIGHEID" (HEEMSTEDE)
Congregatie der Zusters van "De Voorzienigheid"
Adres: Glipperdreef 209, 2104 WG Heemstede
Beeld van Maria en beeld van Jozef
 
In 1852 richtte pastor P. Hesseveld en Moeder Theresia (Maria Stroot) aan de noordzijde bij de Lijnbaansgracht tegenover het vroegere weeshuis te Amsterdam een tehuis op voor verwaarloosde meisjes beneden de twaalf jaar. De congregatie Arme Zusters van het Goddelijk Kind, later beter bekend als de zusters van "De Voorzienigheid", namen de zorg voor de meisjes op zich. Rondom dit tehuis groeide in de loop van de tweede helft van de negentiende eeuw een groot rooms-katholiek sociaal-educatief centrum - een 'Jordanees Vaticaan'- dat zich uitstrekte tussen de Lauriergracht, de Konijnenstraat en de Elandsstraat. Hiervan is onder andere de unieke kapel bewaard gebleven die in 1881-1882 werd gebouwd door A.C. Bleys (1842-1912)
De kapel bleef tot 1991 in gebruik bij de zusters van "De Voorzienigheid", in dat jaar verhuisden zij naar Heemstede. [1]
Op 29 december 1950 werd het landgoed Bosbeek door de Congregatie der Zusters van "De Voorzienigheid" aangekocht voor o.a. de verzorging van de oude zusters.
In 1960 is de aanbouw voltooid van het huidige verpleeg- en verzorgingshuis ten behoeve van eigen leden van de congregatie, later ook bestemd voor leden van andere congregaties
In 1997 gaat het gehele complex verzorgings- en verpleeghuis over naar de Stichting Sint Jacob.
Alleen het herenhuis (genaamd Gastenhuis), een groot deel van de tuin plus zusterskerkhof, alsmede de twee woonunits bij de ingang naar het herenhuis zijn nog eigendom van de congregatie. [2]
De beelden van Charles Vos waren bestemd voor het moederhuis in Amsterdam en zijn meeverhuisd naar Heemstede. Ze bevinden zich nu in het Gastenhuis op het terrein van het landgoed Bosbeek. [3]

Bij het 100-jarig jubileum van de congregatie werd Charles Vos benaderd om een nieuwe beelden voor het Maria- en Jozefaltaar voor het moederhuis te vervaardigen. Hij nam de opdracht aan. Op 4 augustus 1952 schreef hij een brief aan rector Starrenburg waarin hij zich verontschuldigde dat de beelden nog niet klaar waren. Hij stuurde wel foto's van de beelden op. Tevens bracht hij zijn hartelijkste wensen bij het gouden jubileum aan de rector over. [4]

 

 

23328

afbeelding: Congregatie der Zusters van "De Voorzienigheid"

 

Maria met Kind
Eikenhout
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1952]
 
Maria is ten voeten uit staande op een halve maancirkel afgebeeld. Haar linkerbeen staat, in de knie gebogen, vooruit. Zij draagt over haar een kleed een rijk geplooide openvallende mantel.
Haar Zoon is in zithouding, met zijn benen naar links, ondersteunt door de armen van zijn moeder en leunend tegen haar lichaam aan de rechterzijde, afgebeeld. Met zijn twee handen, zijn rechter boven en zijn linker - voor zijn lichaam door - onder, houdt hij een lange kruisstaf vast waarmee hij een kronkelende slang (om de halve maancirkel) aan Maria's voeten doodt. Maria heeft haar hoofd naar rechts op het hoofd van haar zoon gelegd.

 23328a~1 1116d

                                                                                   afbeelding: Congregatie der Zusters van "De Voorzienigheid"               
                                                                                                                              Charles Vos samen met zijn medewerker Jan Balendong aan 
                                                                                                  het werk in zijn atelier in de Bernardusstraat
                                                                              (foto collectie Peters Smeets)
                   
 

 

Ontwerp van Maria met Kind
Gips
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1952]
Locatie: onbekend
Het definitieve beeld wijkt niet af van het ontwerp.

23328b

afbeelding: Archief Congregatie bij  Erfgoedcentrum Nederlands kloosterleven

Jozef met Kind
Eikenhout 
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1952]
 
Op halfronde console is Jozef, met zijn benen licht naar voren gebogen, ten voeten uit staande afgebeeld. In zijn omhoog geheven linkerarm houdt met zijn hand bovenaan, zijn naast hem staande bloeiende staf vast (met een bloeiende staf liet God een stuk hout ontluiken en gaf daarmee aan dat Jozef uitverkoren was om Maria te huwen). Zijn hoofd, voorzien van een nimbus, is naar rechts beneden naar zijn Zoon gericht, die aan zijn rechterzijde naast hem staat. Jozef heeft zijn rechterhand op de schouder van zijn zoon gelegd. Het Kind, met nimbus, houdt zijn handen gevouwen voor zich en klemt met zijn arm een bosje lelies (symbool voor de Maagd Maria) tegen Jozef aan. Zijn blik enigszins schuin naar beneden gericht.

23328c~1 

afbeelding: Congregatie der Zusters van "De Voorzienigheid"

 

Ontwerp van Jozef met Kind
Gips 
Niet gesigneerd, niet gedateerd [1952]
Locatie: onbekend
De definitieve versie wijkt enigszins af van het ontwerp.
Bij het ontwerp is de blik van het Kind naar voren gericht.

23328d

afbeelding: Archief Congregatie bij  Erfgoedcentrum Nederlands kloosterleven

 


[1]http://www.amsterdam.nl/kunst-cultuur-sport/monumenten/monumenten-0/gebouwen-gebieden/beschrijvingen/lauriergracht_39/ , mei 2013; www.devoorzienigheid.nl, mei 2013
[2] http://www.devoorzienigheid.nl/overzichtpagina/landgoed.html, mei 2013
[3] Email Th. Vendrik, archief "De Voorzienigheid", 30 mei 2013
[4] Erfgoedcentrum Nederlands kloosterleven te Cuyk, AR-2167, archiefinventaris van de congregatie "De Voorzienigheid", 1796 foto's van de beelden Maria- en Jozefaltaar in het Moederhuis. Een brief van Charles Vos aan rector Starrenburg van 4 augustus 1952, een interne kloosternotitie van 5 augustus 1952
woensdag, 08 mei 2013 00:00

Van Abbe-museum (Eindhoven)

Van Abbe-museum

Het stedelijk Abbe-museum, Bilderdijk 20 5611 NH Eindhoven.
Sigarenfabrikant H.J. van Abbe nam in 1932 het initiatief om een bedrag aan de gemeente Eindhoven te schenken voor de bouw van een museum voor schilderkunst.
De gemeente aanvaardde de schenking en benaderde architect A.J. Kropholler voor een gebouw in traditionele stijl met als kenmerken eenvoud en goede harmonie tussen massa, ruimte en lichtinval te ontwerpen.
Begin 1936 werd het museum geopend.
De hal bevatte een wandversiering in de vorm van een slang die in zijn staart bijt dat ontworpen werd door Staal-Kropholler. De wandversiering werd in 1942 vanwege vermeende associaties met het vrijmetselaarssymbool verwijderd en vervangen door het wapen van Brabant van de hand van Charles Vos.
Eind jaren vijftig en eind jaren zeventig van de vorige eeuw werden uitbreidingen gerealiseerd. Rond de eeuwwisseling werden plannen voor nieuwbouw opgesteld. Het vernieuwde museum werd in 2003 geopend. Het museum bestaat uit het gerenoveerde rijksmonument van Kropholler en twee nieuwe bouwdelen.[1]

 

Reliëf van wapen van Brabant
Reliëf van wapen van Brabant, met de spreuk "Edele Brabant, were di", 1942 [2]
Museumhal boven de toegangspoort van de middenzaal.
De Hertog van Brabant (Jan I) werd geboren te Leuven tussen 1252 en 1254. Hij heerste over het Hertogdom Brabant vanaf 1267. Hij was een krachtig heerser die zijn gebied aanzienlijk vergrootte; in 1288 kwam het Hertogdom Limburg onder zijn macht. Daarnaast staat hij bekend als een levensgenieter en minnaar van muziek. Hij stierf op 3 mei 1294 te Bar-le-Duc.
Het wapen van de Hertog was een staande leeuw gericht naar links. De leeuw is van goud, genageld en getongd, op een veld van sabel (zwart). Dit wapen bleef gehandhaafd tot de scheiding van België en Nederland. Het wapen werd door de Nederlandse provincie Noord-Brabant als wapen overgenomen. In 1920 werden twee gouden leeuwen als schildhouders toegevoegd. Sindsdien is het wapen niet meer gewijzigd.
Charles Vos heeft het oorspronkelijke wapen van de Hertog van Brabant als uitgangspunt voor zijn reliëf genomen. Op een banderole met tekst heeft hij de staande leeuw uitgebeeld. Hij paste wel de verhouding tussen de breedte en de hoogte aan, waardoor de leeuw minder fier recht op staat. De weergave van de leeuw is verder gelijk aan het originele wapen.
Op de banderole staat de tekst: 'Edele Brabant,were di'. Dit was de lijfspreuk van de Hertog van Brabant.
De opdracht voor het reliëf:  [3]
Op 9 september 1942 richtte de directeur van het Stedelijk Van Abbemuseum in Eindhoven een schrijven aan de burgemeester van de stad, de heer H. Pullos, met het verzoek een tegelversiering voor in de hal van het museum te laten vervaardigen. Hij wilde de bestaand tegelversiering, een slang die zich in zijn staart bijt (een symbool van de Vrijmetselarij), vervangen door het Wapen van Brabant voorzien de oud-Brabantse spreuk “edele Brabant, were di”.
Twee weken later ontving de directeur toestemming van de Gemeente voor de vervaardiging van het nieuwe reliëf.
Op 3 oktober 1942 werd Limburgs Handwerk uitgenodigd om een prijsopgave te doen voor de tegelversiering in bas-reliëf. Binnen drie weken stuurde de werkplaats een monster en een offerte van 75 gulden. Het monster was niet in bas-reliëf en werd teruggestuurd naar de werkplaats.
Uit een schrijven van Charles Vos ( 6 november 1942) aan het Museum blijkt dat het museum contact had opgenomen met hem voor de vervaardiging van de tegelversiering. In deze brief gaf Vos aan het werk te willen vervaardigen voor de prijs van 165 gulden inclusief omzetbelasting en onkosten. Op 10 november werd hem de opdracht gegund met het verzoek het reliëf zo spoedig mogelijk te leveren. Directeur Peeters wilde het plaatsen voor de opening van een tentoonstelling begin december.
Op 20 november gaf Vos aan het museum door dat boetseren van het reliëf klaar. In een antwoord hierop sprak de directeur de hoop uit dat het reliëf uiterlijk op 12 december in het bezit van het museum zou zijn. Dan was nog tijd voor plaatsing voor de opening van de tentoonstelling op 15 december.
Vos gaf aan dat de gevraagde termijn niet gehaald kon worden. De steen zou begin december de oven in gaan en een week nadien klaar zijn en opgestuurd worden, maar het drogen zou enige weken vergen. Op 19 december berichtte Vos aan het museum dat het reliëf  “dezer dagen verzend ik ’t Waren aan Uw adres".
Op 2 januari 1943 kreeg Vos het bericht van het museum dat de steen in goede orde is ontvangen.
 
41402
afbeelding Abbe Museum Eindhoven (zie voetnoot 3)

41401

 afbeelding: Van Abbe-museum


[1] Visser, Het Stedelijk van Abbe-museum te Eindhoven, Gildeboek 1937 en http://libraryblog-vanabbe.nl (architectuur)
[2] Dagblad van het Zuiden voor Eindhoven, 13 januari 1943, email van Van Abbe-museum (de heer Smit) van 7 en 8 mei 2013
[3] Deze paragraaf is gebaseerd op  de correspondentie tussen het Abbemuseum en Charles Vos. https://mediabank.vanabbemuseum.nl/vam/start/beheersarchief?fc=browse&usermeta=keywords&query=Charles%20Vos#nav_bsr0